Bataafse Terreur, Niek van Sas

bataafRecensent: Wouter van Dijk

Bataafse Terreur. De betekenis van 1798, Niek van Sas

Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, 2011
ISBN: 9789460040849

Paperback, geïllustreerd
48 pagina’s
€ 9,95

Daendelslezing, 21 januari 2011

Dit boekje is voortgekomen uit de door Niek van Sas gehouden eerste Daendelslezing, in januari 2011. Van Sas is hoogleraar Geschiedenis na 1750 aan de Universiteit van Amsterdam. Deze lezing maakte deel uit van een Daendelsdag die in het leven is geroepen door de stichting met dezelfde naam.  Doel van de Stichting Daendels is het vergaren van meer aandacht en onderzoek voor de periode waarin de bekende voorvader van de oprichter van de stichting, Herman Willem Daendels  (1762-1818), actief was. De periode waarop de stichting zich richt is dan ook de Bataafs-Franse Tijd (ca. 1780-1815).

De publicatie wordt ingeleid door Willem Frijhoff, voorzitter van de stichting. In zijn inleiding geeft hij een kort overzicht van het leven en de carrière van Daendels, die velen waarschijnlijk vooral kennen van zijn bestuurlijke activiteiten op Java waar hij de Grote Postweg liet aanleggen. Daendels was als patriot vanaf 1785 betrokken bij het streven naar een centraal bestuur  van de Republiek maar werd na de Oranjecoup van 1787 verbannen. In Frankrijk pleitte hij na de revolutie voor de oprichting van een Bataafs Legioen, wat er ook kwam, en waarmee hij voor de Franse revolutionaire regering deelnam aan verschillende veldslagen. In 1794-1795 hielp hij de Fransen de Orangisten in de Republiek uit de macht te verdrijven en werkte mee aan de staatkundige inrichting van de Bataafse Republiek. In 1798 was hij actief betrokken bij twee staatsgrepen die de Patriotten steviger in het zadel moesten helpen. In 1818 stierf Daendels in dienst van Willem I aan de gele koorts in fort Elmina aan de Afrikaanse kust.

Na deze inleiding over Daendels volgt de tekst van de lezing van Van Sas. Daendels speelt hierin slechts een kleine rol. Hoewel hij belangrijk was voor de twee staatsgrepen die behandeld worden, bemoeide hij zich na de succesvolle coups niet met het landsbestuur maar hield zich als militair afzijdig. Van Sas richt zich allereerst op de controverse tussen Unitaristische en Federalistische Patriotten, hun strijd zorgde voor de politieke dynamiek in de jaren na de Franse inval van 1795. Zijdelings merkt Van Sas op dat de scheiding tussen deze twee groepen deels samenvalt met het onderscheid tussen de na de Pruisische inval uitgeweken Patriotten en de zich gedeisd houdende thuisblijvers. Voormalige emigranten waren meer gericht op compensatie en reparatie na hun succesvolle terugkeer aan de zijde van hun Franse broeders en daarmee radicaler in hun denkbeelden actiebereidheid. Zij hadden immers have en goed verloren bij hun vlucht, terwijl de achtergebleven Patriotten vaak niet veel verliezen te betreuren hadden gehad. Het is jammer dat Van Sas deze constatering niet wat breder uitwerkt, hetgeen ongetwijfeld met de aard van de tekst te maken heeft.

Van Sas geeft vervolgens een inkijkje in het constitutionele debat dat destijds woedde tussen de Unitariërs en Federalisten, en geeft door het aanhalen van toenmalige politieke commentators zoals die in het satirische weekblad Janus Verrezen een levendig beeld van de politieke situatie destijds.  De radicale Unitariërs streefden naar een eenheidsstaat, waar de Federalisten juist de regionale autonomie van de provincies en de stedelijke bestuursstructuur wensten te behouden. Tussen hen in stonden de Moderaten, die een tussenvorm nastreefden.
Na een goede twee jaar ruziën maakte de radicale minderheid op 22 januari 1798 een einde aan het gesteggel door het plegen van een staatsgreep. Dit gebeurde met steun van de Fransen, en ook Daendels had hierbij een rol. De tegenstanders van de Unitariërs werden uit het parlement verwijderd en men regeerde met een rompkabinet. De radicalen voerden de centralisering van het landsbestuur per direct door. Tegelijkertijd startten de radicalen met het schrijven van een grondwet. De periode die volgde kan worden aangemerkt als de Bataafse Terreur. De sfeer van verwachting en optimisme die had geheerst voor de machtsgreep van 22 januari werd vervangen door een sfeer van intimidatie en angst. De revolutie verhardde. De eerste grondwet, de Staatsregeling, werd al in april 1798 aangenomen door de van tegenstanders gezuiverde grondvergaderingen (regionale volksvergaderingen). Door het vlugge werk van de Bataafse grondwetsschrijvers slaagden zij erin de Franse bemoeienis hiermee tot een minimum te beperken. Deze eerste grondwet was voor alles een resultaat van de twee voorafgaande jaren van onderling overleg tussen de verschillende facties binnen de Bataafse partij. Van een kopie van de Franse grondwet of een Frans dictaat was geen sprake. Revolutionaire wijzigingen in het staatsbestel werden met deze eerste grondwet ingevoerd, zoals de scheiding van kerk en staat en de rol van de overheid zijnde verantwoordelijk voor gezondheidszorg, armenzorg en onderwijs.

De Bataafse Terreur heeft zijn naam vooral te danken aan de grootscheepse politieke zuiveringen die na de machtswisseling in januari 1798 plaatsvonden. Deze beperkten zich niet tot ambtenaren en bestuurders, maar werden ook doorgevoerd in de grondvergaderingen waar burgers hun stem uitbrachten. Duizenden namen werden uit stemregisters geschrapt. Er gingen zelfs geruchten dat in Amsterdam en Rotterdam hele grachten werden ontburgerd. Het Republikeinse bewind wenste enkel zijn eigen aanhang als actieve en stemgerechtigde burgers te erkennen. Daarbij begon de Constitutionele Vergadering aan een wraakcampagne voor de Patriotse nederlaag van 1787. Er werden decreten uitgevaardigd waarin het oud-regenten werd verboden hun woonplaats te verlaten of (on)roerend goed te verkopen. Tekenen die herinnerden aan het ancien régimezoals gebeeldhouwde eretekenen of familiewapens werden weggehakt of verwijderd. De Moderaten waren er snel bij om deze uitwassen van de revolutie in verband te brengen met Robespierre en Terreur.

Deze periode van intimidatie, werd beëindigd met de tweede machtsgreep van het jaar op 12 juni, waarvoor Daendels persoonlijk verantwoordelijk was.  De coup werd voorgesteld als zou zij de ‘ware revolutie’ die door de radicalen was verworden tot een Terreur weer in ere herstellen.  Radicalen wezen echter op de noodzakelijkheid van het doorhakken van knopen en de afwezigheid van bloedvergieten waarmee de zogenaamde ‘Terreur’ gepaard was gegaan. Feit is dat grote delen van de Staatregeling die in deze periode het levenslicht zag in volgende grondwetten behouden bleven. Van Sas sluit af met de conclusie dat de gebeurtenissen van 1798 definitief de veranderingen uit de Bataafse Omwenteling hebben bestendigd. Hij vraagt zich echter wel af of de door de Republikeinen sterk ideologisch gekleurde invulling van burgerschap niet averechts voor hen heeft gewerkt en juist gezorgd heeft voor een lange periode waarin concepten als volkssoevereiniteit en democratie in Nederland in een kwade reuk stonden.

Van Sas geeft in dit korte bestek een interessant inzicht in de verwarrende periode waarin Nederland overging van een Middeleeuws en achterhaald staatsbestel naar het moderne bestuur van de eenheidsstaat door het onder de loep nemen van de staatsgrepen van 22 januari en 12 juni 1798 en de richtingenstrijd waarvan deze het resultaat waren. Het is jammer dat de persoon van Daendels zo weinig in het stuk voorkomt, hoewel hij toch een aanzienlijke rol in het geheel heeft gespeeld, met name bij de tweede coup. Van Sas richtte zich weliswaar niet op zijn rol en het korte bestek van de lezing maakte een groter aandeel over Daendels in het geheel wellicht onmogelijk maar met deze publicatie had men het één en ander kunnen toevoegen over hem, ook aangezien de tekst herzien is alvorens tot publicatie is overgegaan. Nu is ervoor gekozen een inleiding toe te voegen waarin naast zijn persoon ook de Stichting wordt voorgesteld. Nadeel hiervan is dat het werkje op deze manier uit twee totaal los van elkaar staande stukken bestaat. Een kortere inleiding louter over de Daendels Stichting en wat meer informatie over Daendels tijdens de voorbereiding en uitvoering van de coups zou interessant geweest zijn. Verder besteed Van Sas relatief veel woorden aan voorbeelden van hoe de richtingenstrijd zijn beloop nam, dit is tegelijkertijd een sterk en een zwak punt. De aan het woord gelaten commentatoren en voorbeelden uit geëngageerde weekbladen geven kleur aan de uiteenzetting maar belemmeren af en toe het overzicht van de gebeurtenissen. Voor een uitgebreidere behandeling van de periode kan de lezer terecht bij een ander boek van de auteur; De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit, 1750-1900 (2204). Dit neemt niet weg dat de publicatie van deze lezing an sich een erg leuke duik in de roerige tijd vormt die volgde op de Franse inval en Bataafse Omwenteling. Voor geïnteresseerden in de Bataafs-Franse Tijd of in constitutionele geschiedenis in het algemeen is dit boekje dan ook zeker een aanrader.

Wouter van Dijk