De erfenis van de oudheid voor de mens van nu, Robert Nouwen

de erfenis van de oudheidRecensent: Vera Weterings
De erfenis van de oudheid voor de mens van nu, Robert Nouwen

Davidsfonds (Fontaine Uitgevers) 2011
ISBN 9789058267665

Paperback, geïllustreerd in zwart-wit, met bibliografie en notenapparaat
238 pagina’s
€ 27,50

De erfenis van de oudheid

In het voorwoord van De erfenis van de oudheid voor de mens van nu van Robert Nouwen wordt duidelijk dat hij in dit boek wil schetsen hoe de vraagstukken uit de oudheid ons nu nog steeds bezighouden. Zo stelt hij dat de staatkundige geschriften van Plato ons nu nog rekenschap geven van talloze verschillen tussen het Griekenland van de vijfde en vierde eeuw voor Christus en onze maatschappij. Sterker nog, volgens Nouwen dwingt Plato’s lectuur de mens van nu om na te denken over de hedendaagse staatsvormen, over de democratie en haar betekenis in een geglobaliseerde wereld. Nouwen wil in zijn boek laten zien dat kennis van de geschiedenis van de oudheid van praktisch nut is. In de actualiteit ligt de vitaliteit van de geschiedenis (p. 11).

Robert Nouwen behaalde zijn doctoraal aan de Katholieke Universiteit Leuven met een proefschrift over ‘De Tungri in het Imperium’. Hierna werkte hij in het onderwijs en de museumsector. Momenteel is hij archivaris van de Provincie Limburg en docent bij de Universiteit Vrije Tijd van het Davidsfonds. Ook is hij redacteur bij de Maaslandse Monografieën, Limburg – Het Oude land van Loon en het Kunsttijdschrift Vlaanderen. Nouwen schreef eerder al boeken over de Gallo-Romeinse archeologie en geschiedenis.

In De erfenis van de Oudheid voor de mens van nu probeert Nouwen in het rijtje publicaties thuis te horen waarbij de antieke geschiedenis met de actualiteit wordt geconfronteerd. In zijn voorwoord haalt hij onder andere De nieuwe Romeinen. Een cultuurfilosofische verkenning van Gerhard F. Mehrtens aan over de Amerikanen, die volgens hem de grootste democratie ter wereld vormen. Ook noemt hij Lessen in beschaving. Athene, Rome en Washington van Fik Meijer, waarin de overeenkomsten tussen de drie genoemde supermachten worden behandeld. In deze publicatie streeft Nouwen ernaar de lezer in vijf thema’s iets te leren uit de wereld van de oude Grieken en Romeinen: 1. de geboorte van de menselijke waardigheid; 2. het democratische experiment; 3. de communicatiespecialisten; 4. de globale wereld; 5. nadenken over de vrede.

In zijn vijf thematische hoofdstukken ligt de nadruk op vrijheid en gerechtigheid. De auteur begint met de democratie en vergelijkt deze met de Atheense oudheid, omdat hier volgens Nouwen de democratie werd ontplooid. Ook staat hij stil bij Herodotus, volgens hem de grondlegger van de geschiedschrijving, maar minstens evenzeer de grondlegger van de vergelijkende volkenkunde. Over het algemeen wordt de ‘politiek’ in de Atheense oudheid weinig vergeleken met de huidige politieke omstandigheden, hoewel deze aanpak wel in het voorwoord wordt gesuggereerd: een teleurstelling voor de lezer. Slechts beknopt noemt Nouwen onmenselijkheden uit de moderne tijd zoals de gaskamers van het Duitse naziregime en de aanslagen van islamitische terroristen op het World Trade Centre. Hierbij stelt hij kort dat de wreedheid in het verleden niet te meten is aan de hand van moderne maatstaven. Zonder verder in te gaan op de eerdere voorbeelden van de gaskamers en het World Trade Centre neemt hij als voorbeeld dat de Romeinen hoofden afhakten: dit deden zij bij levenden en doden. Hierbij stelt hij dat dit niet noodzakelijkerwijs een actie van wreedheid was, maar een actie van intimidatie. Het was een teken van overwinning en van macht. Vergelijkbaar met hedendaagse terreuracties die ook intimidatie als doel hebben. Een verdere connectie met de hedendaagse voorbeelden wordt helaas niet uitgewerkt.

Hoewel Nouwen in zijn voorwoord vooral wijst op het belang van de Griekse en Romeinse wereld besteed hij in zijn boek veel aandacht aan de Perzen en de Mesopotamiërs. Ondanks dat dit niet in het voorwoord naar voren komt, is het goed dat Nouwen deze volken aanhaalt. Zij hebben namelijk veel invloed gehad op de Grieks-Romeinse beschaving. Helaas laat Nouwen Egypte buiten beschouwing, terwijl Egyptenaren net als de Mesopotamiërs geloofden in koningschap dat door de goden op aarde was gebracht, een aspect dat terugkomt in de Griekse heerserscultus en de Romeinse keizercultus.

Het boek is in feite geen verkeerd boek wat betreft de informatie over de oudheid. Het bevat echter niet zozeer de informatie die het in eerste instantie de indruk wekt te bevatten: een vergelijking van de oudheid met de huidige maatschappij. Over het algemeen kan beter gezegd worden dat het boek een goed en gedetailleerd overzicht van de oude wereld biedt waarbij gemakkelijk van het ene volk naar het andere volk wordt overgesprongen. Door het gebrek aan koppeling van het heden met het verleden blijft de lezer zitten met de vraag: wat is het nut van de kennis van het verleden voor de problematiek in het heden?

Het is dan ook jammer dat Nouwen de aanknopingspunten uit het heden niet ten volle benut, terwijl hij in zijn voorwoord de lezer vergelijkingen met Amerika belooft. Deze blijven grotendeels achterwege. Hij had dit wel kunnen doen, daarom is de teleurstelling helaas des te groter Zo kon het hoofdstuk over de globale wereld ingaan op huidige metropolen zoals Londen, Parijs, Tokio en New York. Ook had hij kunnen proberen de crisiscommunicatie in het Romeinse Rijk door te trekken naar de huidige economische crisis. Daarnaast had hij het vraagstuk over de romanisering in de antieke wereld kunnen vergelijken met de invloed van de Westerse wereld op het Oosten. Verder stelt hij in zijn subhoofdstuk over historici dat deze vergelijkbaar zijn met hedendaagse journalisten zonder dieper in te gaan op deze stelling. Tot slot had hij in zijn passage over de toonaangevende politici van Republikeins Rome die gebruik maakten van sprekers een verband kunnen leggen met hedendaagse figuren zoals president Obama. Behalve dat de connectie met het heden onderbelicht blijft, staat er ook een feitelijke onjuistheid in het boek. Zo vond de inname van de stad Carthago en de daaropvolgende slachting en plundering niet plaats in 209 voor Christus, maar in 146 voor Christus (p. 53).

Ondanks dat het boek geen vergelijking van de oudheid met het heden is, is het zeer prettig geschreven. Nouwen legt in zijn boek prima uit hoe de macht in het oude Griekenland verdeeld was met behulp van een volksvergadering (ekklèsia), een raad (boulè) en een volksgerechtshof (hèliaia). Ook zet hij in zijn passage over het universele burgerschap zeer nauwkeurig uiteen wat het verschil is tussen het Romeins burgerschap, de peregrini (vreemdelingen) en de socii (bondgenoten).

Concluderend kan gesteld worden dat het boek geen goede impressie geeft van de betekenis van de oudheid voor de mens van nu. Zo doet de titel geen recht aan de inhoud van het boek. Wel is het boek interessant als oudheidkundige studie naar de veranderende politieke rechtsvormen.

Vera Weterings