Kijk Amsterdam 1700-1800. De mooiste stadsgezichten

Recensent: Vera Weterings

Kijk Amsterdam 1700-1800. De mooiste stadsgezichten, Bert Gerlagh e.a.

Uitgeverij Thoth i.s.m. Stadsarchief Amsterdam, Bussum 2017
ISBN 978 90 6868 745 3

Paperback met flappen, mmet illustraties in kleur, notenapparaat, literatuurlijst, illustratieverantwoording en straatnamenregister.
280 pagina's
€ 29,95

Kijk Amsterdam 1700-1800

Het Stadsarchief Amsterdam bezit een rijke collectie tekeningen en prenten. Kunstenaars als Jacob Cats, Reinier Vinkeles, H.P. Schouten en Jan de Beijer namen in de 18e eeuw de tijd om Amsterdam als levendige stad tot in detail te vereeuwigen. Het getekende stadsgezicht maakte een ongeëvenaarde bloei door. Tekenaars reisden het hele land door om belangrijke gebouwen, steden en dorpen vast te leggen. De verzamelaars ging het in eerste instantie met name om historische informatie over kastelen, landhuizen en kerken, maar al snel ontstond er ook vraag naar de juistheid van de afbeeldingen en de artistieke kwaliteit. Daarnaast beperkten verzamelaars zich steeds vaker geografisch, niet meer heel Nederland, maar de eigen streek of eigen stad werd in collecties bijeengebracht.

De zogeheten Atlas van Amsterdam die door houthandelaar en makelaar Cornelis Ploos van Amstel (1726-1798) bij elkaar is gebracht, is de mooiste collectie op dit gebied uit de periode van de achttiende eeuw. Doordat de verzameling in zijn geheel is opgenomen in de negentiende-eeuwse collectie van Louis Splitgerber maakt hij onderdeel uit van de collectie van het Stadsarchief. Toen Splitgerber zijn atlas in 1878 aan de gemeente schonk, waren er ook nog nauwelijks institutionele verzamelingen op dit gebied. Wel was het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap één jaar voor de schenking begonnen met de aanleg van de Atlas van Amsterdam, het toenmalig Gemeentearchief (huidige Stadsarchief) begon in 1878 met een historisch-topografische atlas.

Pierre Fouquet (1729-1800) is nu vooral bekend als initiatiefnemer en maker van de Atlas van Amsterdam, ook wel Atlas van Fouquet genoemd. Dat hij ook een van de grootste kunsthandelaars uit zijn tijd was, is nauwelijks bekend. Fouquet is zo’n veertig jaar lang zeer actief geweest als koper op veilingen, waarbij zijn belangstelling vooral uitging naar Nederlandse en Vlaamse zeventiende-eeuwse kunstenaars, maar ook naar meer recente kunst, zoals het werk van Jan van Huysum (1682-1749).

Terug naar de atlas, deze is heden ten dage bekend onder de naam Atlas van Fouquet, maar zo heeft hij niet altijd geheten. De eerste editie die gedateerd is op 2 september 1780 en zelfs niet bij Fouquet zelf werd aangeboden, maar bij de Konstverkopers Yver, Ottens, Smit en Greebe had een andere titel: Afbeeldingen van de wyd-vermaarde koopstad Amsterdam benevens des zelvs voornaamste Gebouwen en Gezigten. Alle naar leeven Getekend. De betiteling ‘atlas’ verscheen pas op de titelpagina van de volgende uitgave in 1783; de titelplaten werden aangevuld met tekstbladen met de beschrijving en er kwamen twee titels in omloop: Nieuwe Atlas der Stad Amsterdam en Nieuwe Atlas van de voornaamste Gebouwen en Gezigten der Stad Amsterdam met derzelver beknopte Beschrijvingen. Of de atlas ook van oorsprong door Fouquet is ontstaan met het idee een reeks te beginnen die is uitgegroeid tot de serie die wij nu kennen, is niet duidelijk. Fouquet bracht zijn eerste reeks prenten van Amsterdamse stadsgezichten uit in 1760-1762, deze waren los verkrijgbaar. Voor deze eerste stadsgezichten koos Fouquet ervoor om een bekende kunstenaar de tekening te laten maken en die te laten graveren door een ander. Bij de volgende groep, uit de periode 1764-1768 trad Caspar Philips Jacobsz op als tekenaar en graveur. Fouquet heeft twee decennia toegewerkt naar de definitieve uitgave van zijn atlas, waarin alle prenten als eenheid werden gepresenteerd. In de periode tot 1780 zijn de prenten dan ook vaak ongenummerd. In de uiteindelijke editie van 1780 zijn honderd gezichten opgenomen, maar de nummering gaat niet tot honderd, een aantal prenten heeft een nummer met een sterretje. Hiermee wordt aangegeven dat het om hetzelfde gebouw gaat. Dit zijn vaak prenten van een andere zijde van het pand of die het interieur tonen.

Het onderzoek naar de Atlas van Fouquet is een Amsterdamse traditie. Oud-archivaris van het toenmalige Amsterdamse Gemeentearchief mejuffrouw Isabella van Eeghen was de eerste die inging op de ontwikkeling van de atlas, de kunstenaars die meewerkten en de verschillende edities. Haar artikel in het maandblad Amstelodamum wordt nog steeds gebruikt bij huidig onderzoek. Wel zijn er in de afgelopen zestig jaar nieuwe gegevens beschikbaar gekomen en nieuwe inzichten opgedaan door het vergelijken van verschillende openbare en particuliere collecties. Zo leefde het idee om een aparte tentoonstelling te wijden aan de Amsterdamse tekeningen uit de achttiende eeuw al vele jaren bij het Stadsarchief. De eerste aanzet werd genomen door de toenmalig conservator van de historisch-topografische atlas, Boudewijn Bakker met zijn in 1974 verschenen publicatie Amsterdam in de achttiende eeuw: een keuze uit de tekeningen in het Gemeentearchief. Van een tentoonstelling is het toen echter niet gekomen. Het afscheid van Bert Gerlagh vormt in 2017 een mooie aanleiding om het plan alsnog te realiseren. Gerlagh is sinds 1979 verbonden aan het Stadsarchief als conservator Tekeningen en Prenten. Hij heeft in zijn lange loopbaan veel gedaan aan het toegankelijk maken van de omvangrijke collectie en aan de uitbreiding daarvan. Zo heeft hij uitvoerig onderzoek gedaan naar de collectie en zich ook actief ingezet voor het ontsluiten en aanvullen van de collectie die loopt van de late zestiende eeuw tot nu. Voor Gerlach heeft de collectie achttiende-eeuwse tekeningen altijd zijn bijzondere aandacht gehad, het is dan ook daarom dat in de tentoonstelling juist deze tekeningen centraal staan.

De publicatie Kijk Amsterdam 1700-1800. De mooiste stadsgezichten verschijnt ter gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling in het Stadsarchief naar aanleiding van het afscheid van conservator Gerlach. In zowel de publicatie als op de tentoonstelling staan de tekeningen centraal, prenten komen wel aan bod als er sprake is van een directe relatie met de getoonde tekeningen. Uit de zeer omvangrijke collectie van ruim 1700 topografische tekeningen uit de achttiende eeuw is voor de tentoonstelling door Gerlach een selectie gemaakt van zo’n 230 tekeningen en prenten. Door de ruime keuze uit het eigen materiaal is nauwelijks gebruik gemaakt van bruiklenen. Een uitzondering vormt de Atlas van Amsterdam van het in het Rijksmuseum gevestigde KOG. Het materiaal uit deze atlas vormt een aanvulling op de collectie van het Stadsarchief. Daarnaast is bij het maken van de selectie besloten om de selectie geografisch te beperken tot de stad binnen haar zeventiende-eeuwse omwalling, met de Singel-gracht als grens. Uitzonderingen vormen uitstapjes naar de Amstel en de Boerenwetering. De tentoonstelling zal voor velen een feest der herkenning zijn, doordat vele plekjes uit de stad nog te herkennen zijn. Dit wordt op de expositie verbeeld door metershoge animaties van het achttiende-eeuwse Amsterdam te laten versmelten met filmbeelden van de huidige wereldstad.

De tentoonstelling is nauw verbonden met het project Alle Amsterdamse Akten, waarbij het kilometerslange archief van de Amsterdamse Notarissen van 1578 tot 1915 wordt gedigitaliseerd en vervolgens door middel van crowdsourcing wordt geïndexeerd. De informatie die uit de notariële archieven boven komt drijven geeft ons nieuwe inzichten in hetgeen er op de tekeningen werd afgebeeld en levert een schat aan anekdotes en verhalen op. Het is dan ook niet voor niets dat in de Schatkamer van het Stadsarchief gelijktijdig een kleine opstelling is gewijd aan het notarieel archief.

Bij het voorbereidend onderzoek zijn veel ontdekkingen gedaan, zo bleken twee namen toe te behoren aan vrouwelijke kunstenaars over wie tot nu toe niets bekend was. De tekeningen worden in het catalogus-gedeelte van de publicatie dan ook uitvoerig behandeld, om de lezer wat meer context te geven wordt dit deel voorafgegaan door een aantal essays. Zo krijgt de lezer in het essay van Maarten Hell een beter beeld van de tijd waarin de tekeningen zijn gemaakt; de bijdrage van Gerlagh over de geschiedenis van de topografische tekenkunst geeft meer inzicht in de ontwikkelingen op dit gebied in de achttiende eeuw; Boudewijn Bakker gaat specifiek in op de topografische tekenkunst vanuit het perspectief van de belangrijkste verzamelaar en stimulator Cornelis Ploos van Amstel; Ester Wouthuysen en Erik Ariëns Kappers beschrijven de rol die Pierre Fouquet als uitgever had van de belangrijkste Amsterdamse prentserie; Pieter Vlaardingerbroek gaat verder in op de Amsterdamse architectuur an sich en de manier waarop deze is afgebeeld op de prenten; en Bianca M. du Mortier bespreekt de mode die vaak prominent op de prenten aanwezig was.

Hoewel bij het onderzoek voor de publicatie en tentoonstelling veel ontdekkingen zijn gedaan, zijn er ook nieuwe vragen gerezen. Het Stadsarchief hoopt dan ook dat zowel het boek als de tentoonstelling een stimulans zullen zijn voor anderen om verder te gaan met onderzoek naar deze periode. In ieder geval kan er geen twijfel over bestaan dat Kijk Amsterdam 1700-1800 een kloek boek is geworden dat uitvoerig ingaat op de vele aspecten die de Amsterdamse prentkunst van de achttiende eeuw omhelst. Het is een lust voor het oog met de vele illustraties en ook een bron van informatie over het achttiende-eeuwse stadsleven.

Vera Weterings

De tentoonstelling Kijk Amsterdam 1700-1800. De mooiste stadsgezichten is nog tot en met 14 januari 2018 in het Stadsarchief Amsterdam te bezoeken.