Postkoloniale beeldenstormen, Gert Oostindie

Recensent: Wouter van Dijk

Postkoloniale beeldenstormen, Gert Oostindie
Daendelslezing 2018

Uitgeverij Vantilt, Nijmegen 2018
ISBN: 978 94 6004 389 5

Paperback, met noten
56 pagina’s
€ 9,95

Omgaan met een koloniaal verleden

Iedere twee jaar wordt door de Stichting Daendels een publiekslezing georganiseerd om de belangstelling voor de Bataafs-Franse periode, de Patriottentijd en de figuur van Herman Willem Daendels te vergroten. Jaren geleden deden we al eens verslag van de lezing van 2011. Dit jaar sprak hoogleraar Koloniale en Postkoloniale Geschiedenis Gert Oostindie over het fenomeen van de postkoloniale beeldenstorm. Hiermee bedoelt hij de mate waarin in voormalige koloniën na de onafhankelijkheid allerlei zaken die herinneren aan de koloniale tijd, verwijderd, vernietigd of hernoemd worden. Dit kan gaan om standbeelden, straatnamen of gebouwen. Hij neemt hierbij de verschillende wijzen van omgaan met dit verleden in Indonesië, Suriname en de Caraïben onder de loep. Waar in Indonesië vrijwel alle herinneringen aan het voormalige Nederlandse bestuur uit het straatbeeld zijn verdwenen, daar is dat veel minder het geval in Suriname, en eigenlijk nauwelijks wat betreft de voormalige Nederlandse Antillen.

De postkoloniale beeldenstorm doet zich echter niet alleen voor in voormalige koloniën, ook in de kolonisator van weleer zelf, Nederland dus. De hernieuwde aandacht die er is voor het ‘foute’ Nederland in zijn rol van kolonisator leidt tot genoeg discussie over het al dan niet veranderen van straatnamen. De mate waarin die ‘beeldenstorm’ gestalte krijg valt echter nogal mee, een enkel geval van naamsverandering daargelaten. Oostindie pleit ervoor zorgvuldig met het koloniale verleden om te gaan, niet om het te verheerlijken, maar juist om er van te leren. Hij haalt daarbij Ewald Vanvugt aan, een onverdachte bron wat betreft de beeldenstormers, die ook in zijn boek Roofstaat pleit voor een educatieve rol van koloniale monumenten. Daarnaast heeft Oostindie ook principiële bezwaren tegen het verwijderen van koloniale verwijzingen uit de publieke ruimte, het is in feite een vorm van geschiedvervalsing. Door het doodzwijgen en onzichtbaar maken van het koloniale verleden draag je er niet toe bij dat die periode uit onze geschiedenis beter begrepen wordt, of veroordeeld wat misschien het doel is van de beeldenstormers.  Je creëert zo enkel onbegrip en onwetendheid. Oostindie pleit dan ook voor het vormen van een nieuw nationaal narratief over de Nederlandse koloniale geschiedenis, waarin ook de schaduwzijden een duidelijke plaats krijgen. Hij waarschuwt wel voor een eenzijdige kijk op de geschiedenis, zoals in het voorbeeld van de verguizing van zeehelden als De Ruyter en Witte de With.

De strekking van Oostindies verhaal is uiteindelijk dat het benoemen van de slechte kanten van het kolonialisme goed is, en de volledigheid van ons beeld van deze periode alleen maar kan vergroten. De anachronistische verwijten van activistische groepen aan de hedendaagse samenleving over schuld aan koloniale praktijken van weleer brengt een wederzijds begrip echter niet naderbij.

Wouter van Dijk