Afsetters en meester-afsetters

Recensent: Vera Weterings

Afsetters en meester-afsetters. De kunst van het kleuren 1480-1720, Truusje Goedings

Uitgeverij Vantilt, Nijmegen 2015
ISBN 978 94 6004 240 9

Paperback met flappen, met illustraties in kleur, notenapparaat, literatuurlijst en illustratieverantwoording.
176 pagina’s
€ 22,50

Afsetters en meester-afsetters

In de boekwinkel zijn ze tegenwoordig niet meer aan te slepen, de kleurboeken voor volwassenen. De afgelopen twee jaar zijn er maar liefst honderdduizenden van verkocht en de hype blijft bestaan. Waar het kleuren tegenwoordig de status heeft van kalmerend tijdverdrijf, was het vroeger een ambacht. Prenten en kaarten werden tot halverwege de negentiende eeuw met de hand ingekleurd door verfijnde ambachtslieden, de zogenaamde ‘const- en caertafsetters’. In de zeventiende eeuw was Nederland bij uitstek het land waar boeken, atlassen en prenten gemaakt werden. Niet alleen kwaliteit, hoeveelheid en variatie waren verbluffend, maar met name ook decoratie in de vorm van illustraties, versierde titelpagina’s, vignetten en vooral: kleurgebruik! Bij de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam is momenteel de tentoonstelling Op zoek naar Van Santen & de kleuren van de Gouden Eeuw te zien. Het is voor het eerst dat de ‘vergeten’ Van Santens, zijn gekleurde prenten en atlassen, in een overzichtstentoonstelling weer bij elkaar komen. Hoewel het werk van Van Santen in de tentoonstelling centraal staat, gaat deze ook over andere kunstenaars die kleur met de hand aanbrachten op kaarten en prenten. Bij de tentoonstelling verschijnt het boek Afsetters en meester-afsetters. De kunst van het kleuren 1480-1720 van de hand van Truusje Goedings.

Goedings is kunsthistorica en onderzocht zeventiende-eeuwse schildertechnieken. Tijdens ditonderzoek raakte zij gegrepen door het werk van de kleurders en werkt zij momenteel aan een proefschrift over het onderwerp en in het bijzonder over Amsterdamse ‘meesterafzetter’ Dirk Jansz. van Santen (1637–1708). Aangezien van weinig afzetters bronnen zijn overgeleverd, besteed Goedings in de tentoonstelling en het boek extra aandacht aan het werk van Van Santen. Van deze afzetter is immers meer bekend, omdat hij zijn werk wel signeerde, in tegenstelling tot de meeste afzetters.

Van Santen genoot tijdens zijn leven internationale bekendheid. Hij werkte voor de belangrijkste opdrachtgevers van zijn tijd: vooraanstaande drukkers, vermogende verzamelaars en invloedrijke patriciërs. Van Santen onderscheidde zich van zijn tijdgenoten door zijn rijke, vaardige en tegelijk verfijnde toepassing van goud, waarbij hij onnavolgbaar precies en zelfbewust te werk ging. Dit resulteerde in kaarten die niet alleen met goud versierde motieven, kaartlijnen, opschriften, cartouches en wapenschilden vertoonden, maar ook verwerkte hij het goud in de kaarten zelf, bijvoorbeeld voor stippen van de steden, grenzen en gebiedsnamen.

In Afsetters en meester-afsetters wordt niet alleen Van Santen behandeld, maar ook het werk van zijn tijdgenoten en wordt uitleg gegeven over de gebruikte technieken en materialen. De lezer maakt op deze manier kennis met de ‘echte’ kleuren van de Gouden Eeuw. De prachtige afbeeldingen in de publicatie tonen daarbij de ontwikkeling van de inkleuring van grafiek in de Nederlanden vanaf de vroegste drukken tot circa 1720. De eerste kleurders startten in de eerste gedrukte boeken uit de late vijftiende eeuw. Dit waren anonieme kleurders. Door de eeuwen heen ontwikkelde het ambacht zich tot een kunst. Voorbeelden van kunstige inkleuringen zijn de werken van meester-afzetter Van Santen en Maria Sybilla Merian (1647-1717) met haar inventieve natuurverbeeldingen. Voor haar was het belangrijkste dat haar inkleuringen natuurgetrouw waren. Dit betekende dat er soms uitleg nodig was bij haar inkleuringen. Voor veel burgers was het namelijk niet bekend dat exotische vissen felgekleurd waren, in de Nederlanden waren immers alleen grauwe exemplaren bekend.

De titel van het boek is Afsetters en meester-afsetters, dit verwijst naar het ambacht dat centraal staat in de publicatie. Maar waar komt de naam ‘afsetter’ eigenlijk vandaan? In het eerste inleidende hoofdstuk staat Goedings stil bij het begrip afzetten en legt ze de twee betekenissen die verbonden zijn aan het woord ‘afzetten’ uit. De eerste is een positieve die met name in de late middeleeuwen gebruikt werd in verband met tapijten. Tapijten werden vroeger gebruikt ter wering van vocht en kou en als wandversiering aan de wanden van huizen. Als tapijten beschadigd of vuil waren, werden ze niet vervangen, maar afgezet: het weefsel werd voorzien van een boord, oftewel het tapijt werd afgezet met een rand. Deze betekenis werd ook in de cartografie gebruikt wanneer de grenzen van gebieden met een randje kleur werden afgezet. Een alternatieve, negatieve betekenis van ‘afzetten’ kwam voor in de vroege zestiende eeuw. Ook deze betekenis gaat terug op de tapijtafzetterij. Wanneer tapijten bijgeverfd dienden te worden of gezichtscontouren moesten worden gerepareerd, was bijkleuren een snellere en goedkopere optie dan nieuw weefsel aanbrengen. Hierdoor gingen sommige afzetters hele taferelen schilderen in plaats van weven. Wanneer het bedrog uitkwam door het uitlopen of voortijdig verbleken van de kleuren voelde de koper zich bekocht, vandaar dat wij tegenwoordig voor zo’n gevoel nog steeds de term afgezet gebruiken. Door deze negatieve connotatie met het woord afzetten is deze beroepsnaam in de loop van de achttiende eeuw voor het kleurdersvak verdwenen.

In de publicatie behandelt Goedings de geschiedenis van het afzetten, van de intrede van de inkleuring in het laatste kwart van de vijftiende eeuw tot de negentiende eeuw toen de kleurendruk het oude handwerk voorgoed verdrong. Ze gebruikt voor haar verhaal voorbeelden van opleidingen en handleidingen in het kleurdersvak, kaarten in kleur en kleurtoepassingen op drukwerk. Om op dit laatste voorbeeld in te gaan, vertelt ze onder andere over drukker en uitgever Christoffel Plantijn. Aan de hand van zijn archief is immers te achterhalen hoe uitgevers in die tijd omgingen met inkleuring. Bij prenten en geïllustreerde boeken zorgde de koper vaak zelf voor de inkleuring, zo ook bij Plantijns levenswerk: de achtdelige en vijftalige studiebijbel met het Oude en Nieuwe Testament in het Latijn, Hebreeuws, Aramees, Syrisch en Grieks, beter bekend als Plantijns Polyglot.

Afsetters en meester-afsetters is niet alleen een interessant werk over het vaak onderbelichte ambacht van de inkleuring zoals dat in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd bestond, maar ook een boek waarbij de lezer de tijd moet nemen om de prachtige afbeeldingen op zich in te laten werken. Daarbij is het zeker aan te raden om ook de tentoonstelling te bezoeken waar de atlassen, prenten en boeken nog beter tot hun recht komen.

Vera Weterings

De tentoonstelling Op zoek naar Santen & de kleuren van de Gouden Eeuw is nog tot en met 14 februari 2016 te zien bij de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.