Recensent: Wouter van Dijk
Ambiorix tegen Caesar. De feiten en de mythe, Robert Nouwen
Sterck & De Vreese, Gorredijk 2023
ISBN 9789464710557
Paperback, geïllustreerd in zwart-wit, met literatuuropgave en noten
238 pagina’s
€ 24,90
Ambiorix van de Eburonen
De Romeinse verovering van West-Europa door Julius Caesar werd enkel door hemzelf op schrift gesteld. Zijn verslagen in de Commentarii de Bello Gallico vormen dan ook de belangrijkste historische bron voor onderzoek naar de periode. De inheemse leiders die zich verzetten tegen Caesar, of latere Romeinse machthebbers, werden in de natievormende geschiedschrijving van de negentiende eeuw op een voetstuk gehesen als ‘oervaderlanders’. Dat gebeurde bij Vercingetorix in Frankrijk, Julius Civilis in Nederland en Ambiorix, leider van de stam van de Eburonen, in België. Dit boek van historicus en archeoloog Robert Nouwen wil zowel de historische Ambiorix beschrijven, en zijn verhouding tot Caesar tijdens diens verovering van Gallië in de periode 58 tot 51 v. Chr., als het nachleben van de figuur van Ambiorix in het negentiende-eeuwse België.
Voordat we tot de handelingen van Ambiorix in de strijd tegen Caesar komen, schetst Nouwen eerst een beeld van de Keltische ijzertijdsamenleving waarin de Eburonenleider zich bewoog. De politieke verhoudingen tussen de verschillende stammen speelden een belangrijke rol in de houding van hoofdmannen als Ambiorix ten opzichte van de Romeinen, die zich hierin mengden. Zo waren de Eburonen aanvankelijk een vazalstam van de Atuatucen, aan wie ze bijvoorbeeld ook belastingen moesten betalen. Ambiorix maakte gebruik van de komst van de Romeinse legioenen om dit juk af te werpen, maar stond tegelijkertijd gereserveerd tegenover een mogelijk openlijk bondgenootschap met Caesar. Die verwachtte op zijn buurt enige loyaliteit van Ambiorix en zijn stam, omdat hij zijn stam door de onderwerping van de Atuactucen in 57 v. Chr. ‘bevrijd’ had en bijvoorbeeld ook diens zoon en neef, Eburoonse gijzelaars van de Atuatucen, terug naar hun stam had gestuurd.
Tot het jaar 54 v.Chr. blijft het dan rustig in het Belgische deel van Gallië. Ambiorix krijgt de tijd om te ondervinden dat de komst van de Romeinen ook onvrijheid en belastingdruk met zich meebrengt, en smeedt in het geheim een coalitie met naburige stammen om de Romeinen aan te vallen in hun winterkampen, terwijl Caesar met het gros van zijn leger ver in het zuiden zit. Ambiorix weet op listige wijze en op basis van de eerdere vertrouwensband het legioen van Quintus Titurius Sabinus te overtuigen zijn kamp te verlaten en te vluchten omdat een grootscheepse aanval op verschillende winterkampen zou plaatsvinden. Dat was niet helemaal gelogen, de plannen lagen er, maar wat Ambiorix er niet bij vertelde was dat hijzelf onderdeel van het complot was. Door de Romeinen uit hun versterkte kamp te lokken verloren zij een belangrijk voordeel bij een aanval door de Galliërs. De Eburonen lagen verderop in het bos in een hinderlaag en vernietigden vrijwel het gehele legioen. De aanvallen op de andere winterkampen waren minder succesvol, de Romeinen wisten die af te slaan. De toorn van Caesar was gewekt, die voelde zich verraden door Ambiorix, en stelde alles in het werk om de afvallige hoofdman te pakken te krijgen. Dat lukte niet, Ambiorix ontsnapte en verdween in de nevelen van de geschiedenis. De stam der Eburonen werd echter vrijwel vernietigd als Romeinse wraakoefening.
Deze interessante episode uit de Gallische oorlog beschrijft Nouwen kundig, zij het dat het boek niet altijd even vlot leest. Minder geslaagd is het tweede deel van het boek dat gewijd is aan de omgang met de historische Ambiorix in negentiende-eeuws België. Drie van de zeven hoofdstukken in het boek beschrijven hoe in woord en beeld de herinnering aan Ambiorix in België, en aanvankelijk ook in Nederland, levend werd gehouden. Ambiorix werd gebruikt in de nationalistische politiek van de negentiende eeuw, om de Belgen een gemeenschappelijk verleden te bieden waarop men trots kon zijn. Dat ging gepaard met de vervaardiging van schilderijen, gedichten en standbeelden. Het gekrakeel rondom de oprichting van het standbeeld van Ambiorix in Tongeren beslaat een van deze hoofdstukken. Uitvoerig bespreekt Nouwen de ontwerpen, de voors en tegens van de beeldhouwer, en de discussies in de lokale politiek over de kosten en esthetiek van het ontwerp. Vermoedelijk worden de meeste lezers van dit boek aangetrokken door de historische Ambiorix, waardoor dit deel van het boek aan hen minder besteed is. Desondanks is Nouwens’ Ambiorix een welkomen bijdrage aan de geschiedschrijving van de Gallische oorlog in de Lage Landen, waarover we mede dankzij archeologische ontdekkingen de laatste jaren steeds beter kunnen duiden hoe en waar die zich afspeelde.
Wouter van Dijk