Recensent: Wouter van Dijk
Diplomatics: The Science of Reading Medieval Documents. A Handbook, Federico Gallo
Milano University Press | Milaan 2024 | ISBN 979-12-551-0174-1| 97 pp. | € 24,00 | gratis download als pdf via Open Access
Diplomatiek, of oorkondeleer, zoals we het in het Nederlands gewoonlijk noemen, is de studie van officiële documenten die rechtshandelingen bevatten, meestal uit de middeleeuwen en vroegmoderne tijd. Deze akten noemen we ook wel charters, een term die ook in het Engels gangbaar is. Tegenwoordig wordt diplomatiek gezien als een van de ‘hulpwetenschappen’ van de geschiedbeoefening, naast bijvoorbeeld paleografie, codicologie en sigillografie. Het vakgebied ontwikkelde zich grofweg vanaf de zeventiende eeuw, voornamelijk in Frankrijk, Duitsland en Italië. Diplomatiek richt zich primair op de documentanalyse van deze oorkonden. Door uiterlijke en inhoudelijke kenmerken te onderzoeken bestudeert men of het document authentiek is. Federico Gallo, directeur van de Biblioteca Ambrosiana in Milaan, heeft de taak opgevat een Engelstalig handboek oorkondeleer te schrijven, omdat dit naar zijn mening tot op heden ontbreekt. Gallo doceerde tevens paleografie en diplomatiek aan universitaire instellingen in Italië. Voor het uitgeven van een Engelstalig handboek diplomatiek is zeker wat te zeggen: uitgebreide handboeken zijn er bijvoorbeeld wel in het Duits en Frans, maar niet in het Engels. Ook niet in het Nederlands overigens. Onder de Engelstalige literatuur signaleert Gallo enkel Luciana Duranti’s Diplomatics dat voor handboek door kan gaan, maar dat vindt hij te veel gericht op archivarissen.
Definities
Voor de opzet van zijn handboek volgt Gallo een eerder handboek geschreven door Paulus Rabikauskas uit 1998, dat echter in het Latijn geschreven was en daardoor niet erg toegankelijk. Gallo’s werk telt dertien korte hoofdstukken, alles bij elkaar telt het boekje nog geen honderd bladzijden. In de eerste drie hoofdstukken legt de auteur uit wat diplomatiek precies is, vertelt hij in het kort wat over de geschiedenis van de discipline en besteedt hij aandacht aan definities. Wat verstaan we bijvoorbeeld onder een document? In dit deel van het boek vallen een aantal zaken op. Bijvoorbeeld de zeer nauwe opvatting die Gallo heeft van wat diplomatiek eigenlijk is. Zo stelt hij dat de discipline zich speciaal beperkt tot documenten die, naast dat zij aan de vormvereisten voldoen, in het Latijn zijn opgesteld (p. 13). Zij moeten bovendien middeleeuws zijn, maar dat is een ander criterium dan de taal waarin ze zijn opgesteld, waarmee veel oorkonden potentieel buiten de boot vallen. Gallo’s gebruik van het woord ‘document’ om een oorkonde te beschrijven – dat wil zeggen: een in schriftelijke vorm vastgelegde rechtshandeling die aan bepaalde vereisten voldoet – is verwarrend (p. 25-26). Hij onderscheidt deze betekenis van document namelijk van andere documenten, zoals in het algemeen gebruik van het woord. Het Duits kent voor dit onderscheid het in de diplomatiek bekende woord Urkunde, en in het Engels is juist charter gangbaar. Het doet allemaal wat vreemd aan voor de lezer die in de Nederlandse traditie is opgeleid.
Vorm en analyse
De hoofdstukken vier tot en met zes richten zich op de vormkarakteristieken van de oorkonde en de daarin gebruikte taal, ook wat betreft stijl. In de oorkondeleer onderscheidt men interne karakteristieken die met de inhoud van het document verband houden, zoals de verschillende onderdelen waarin de tekst is verdeeld, van externe karakteristieken zoals de vorm en afmetingen van het vel perkament waarop de tekst staat, of het zegel dat eraan hangt. Een oorkonde kent een vast format, is geschreven en bevat een rechtshandeling. De wijze waarop de handeling beschreven wordt, verloopt volgens een vast schema. De onderdelen hiervan worden een voor een besproken door Gallo.
Zegels
Vervolgens volgt een kort intermezzo over zegels, waarbij wederom het klaarblijkelijk Italiaanse perspectief dat Gallo hanteert naar voren komt. Want hoewel hij allerlei wijzen van zegelbevestiging beschrijft, ontbreken de twee meest algemene manieren die we in onze contreien kennen. Volgens Gallo werden zegels ofwel opgedrukt ofwel aangehangen, maar dit laatste gebeurde altijd met behulp van een koord dat door het perkament werd geregen (p. 58). Het gebruik van afhangende en uithangende zegelstaarten gemaakt van hetzij de oorkonde zelf, hetzij losse strookjes perkament, wordt niet genoemd. Misschien omdat dit niet gangbaar was in Italië?
Productie, overlevering, vervalsing
De auteur gaat vervolgens in op de verschillende onderdelen van het productieproces van oorkonden, hoe ze de eeuwen getrotseerd kunnen hebben tot onze tijd, of juist niet, en bespreekt een aantal motieven om oorkonden te vervalsen. Documenten konden immers bewust vervalst worden of per ongeluk, bijvoorbeeld door slordigheid bij het overschrijven van oudere akten. Dat is een onderscheid waarop scherp gelet wordt. Het doel van de diplomatiek is immers om uitsluitsel te krijgen over de vraag of een document authentiek is, en dat is niet noodzakelijkerwijs hetzelfde als het antwoord op de vraag of de inhoud van het document overeenkomt met de historische werkelijkheid. Ook introduceert Gallo enkele regels voor de redactionele uitgave van oorkonden.
Jaarstijlen en de Paus
De laatste twee hoofdstukjes zijn gewijd aan tijdrekenkunde en specifiek oorkondeleer van pauselijke oorkonden. Al is hoofdstukje een groot woord: de passages zijn respectievelijk drie en twee pagina’s lang. Hierin komt ook weer het perspectief naar voren van waaruit Gallo schrijft. Gallo benoemt een aantal jaarstijlen die in de middeleeuwen werden gehanteerd om het jaar in te delen en oorkonden te dateren. Zo noemt hij onder meer de Griekse stijl, waarbij het jaar op 1 september begint, en de keizerlijke stijl, die op 24 september aanvangt (waarmee Gallo waarschijnlijk het Heilige Roomse Rijk bedoelt). Daarnaast bespreekt hij de Genuese stijl, die eveneens op 24 september begint, maar een jaar achterloopt op andere tellingen. Tot slot noemt hij de stijl van Rome of die van de paus, waarbij het jaar op 25 december begint. Het lijkt allemaal wat willekeurig als je bedenkt dat we daarnaast toch ook de Paasstijl kennen, waarbij de start van het jaar gekoppeld is aan Pasen, of bijvoorbeeld de Boodschapstijl gekoppeld aan Maria Boodschap op 25 maart. Uit de toegevoegde pagina’s over het pausdom wordt niet duidelijk wat bestudering van oorkonden daar zo anders maakt voor de discipline dan elders, het is daarom een beetje een raadsel waarom deze passages als afzonderlijk hoofdstuk zijn toegevoegd. Misschien uit persoonlijke interesse van de auteur, die tevens seculiere kanunnik van de kathedraal van Milaan is.
Conclusies
Gallo voegt aan de bestaande handboeken in Duits en Frans een Italiaans perspectief toe. Het doel van het boek, in voorwoord en inleiding omschreven als het voorzien in een algemeen bruikbaar handboek voor een Engelstalig publiek, wordt niet helemaal behaald. Daarvoor ligt de focus te veel op de Italiaanse situatie en is er te weinig aandacht voor andere perspectieven. De zeer beknopte opzet van het handboek werkt dat wellicht in de hand. Op verschillende plaatsen belicht Gallo interessante aspecten die nadere uitwerking verdienen, maar waarvoor helaas geen plaats is ingeruimd.
In het boek zijn relatief veel kleurenafbeeldingen van oorkonden opgenomen. Deze staan voornamelijk los van de tekst en kennen behalve de bronvermelding geen bijschriften. In een handboek als dit hadden afbeeldingen ter verduidelijking juist een toegevoegde waarde op de tekst kunnen hebben. Enkel bij de paragraaf over het gebruik van handtekeningen en symbolen voor ondertekening worden een aantal illustraties als voorbeeld getoond. Aan het eind van het boek is een sectie met relevante literatuur opgenomen. Dat is zeer nuttig voor wie zich verder in het specialisme wil verdiepen. Toch kan dat niet de indruk wegnemen dat er meer in dit initiatief had gezeten als het wat breder was aangepakt en verder was uitgewerkt. Een gemiste kans.
Wouter van Dijk

