Er zijn nog 17 miljoen wachtenden voor u, Sander Heijne

Recensent: Wouter van Dijk

Er zijn nog 17 miljoen wachtenden voor u. Dertig jaar marktwerking in Nederland, Sander Heijne

De Correspondent, z.p. 2018
ISBN: 9789082520316

Paperback, met noten en bronnenopgave
189 pagina’s
€ 18,00

Marktwerking, vloek of zegen?

Sander Heijne schreef als journalist voor NRC, de Volkskrant en De Correspondent jarenlang reportages over problemen en misstanden in publieke sectoren als het openbaar vervoer, de zorg en de kinderopvang en bij (voormalige ) staatsbedrijven als de NS, KLM, Schiphol en PostNL. Naarmate hij van incident naar incident holde, van een ontregelde spoordienst naar massaontslagen bij de posterijen of de teloorgang van een kinderopvanggigant, gaandeweg vielen hem de schellen van de ogen en ontwaarde hij een gemeenschappelijke deler in dit onheil; verkeerd ingezette marktwerking. In dit boek doet Heijne verslag van zijn ervaringen en de conclusies die hij trok uit zijn onderzoek naar dertig jaar marktwerking in de publieke sector. Zijn constateringen zijn niet erg bemoedigend, zeker gezien de huidige politieke wind, maar er gloort een sprankje hoop aan de horizon.

Heijne zet in zijn boek een reeks aan mislukte gevallen van vermarkting van publieke taken op een rij. Hij behandelt bijvoorbeeld de post, de spoorwegen, de zorg, de kinderopvang, de energievoorziening en de woningcorporaties. Hij laat zien hoe bedrijven in handen van, vaak buitenlandse, ‘investeerders’ heel vaak uitgezogen, opgeknipt kortom gesloopt worden, tegen de zin van zowel personeel áls directie van het betreffende bedrijf. Zulks dient vaak geen enkel ander doel dan de zakken te vullen van de aandeelhouders van deze investeringsmaatschappijen. Dat is ook niet gek, wanneer je bedenkt dat aandeelhouders enkel aan hun eigenbelang denken, zoals het een goede kapitalist betaamt volgens de ideeën van economen als Milton Friedman cum suis. Ondertussen is hebzucht het hoogste gebod, maar daar waar de markt faalt in het creëren en instandhouden van een gezonde economische en maatschappelijke situatie, daar is het aan de overheid als dienaar van het publieke belang om scheve verhoudingen te corrigeren of in ieder geval het speelveld waarop marktpartijen zich bewegen gelijk te houden. VVD, CDA en D66 hossen echter vrolijk mee in de dans om het Gouden Kalf en breken het liefst de publieke sector nog een beetje meer af. De PvdA lijkt wat dat betreft tot inkeer gekomen maar het is de vraag of de electorale reanimatie van die partij er nog gaat komen.

De schrijver adviseert de politiek dan ook sterk eens naar de eigen onderzoekscommissies te luisteren wanneer men wil overheidsbedrijven wil privatiseren, en niet geestesdood het evangelie van het neoliberalisme te prediken, met als enige uitkomst een verarmd en verschraald Nederland Een steeds minder “waanzinnig gaaf land” naarmate Rutte langer zijn gang gaat. Meer dan eens bleek namelijk uit intern onderzoek dat aan de privatisering van overheidstakken voorafging, dat die niet onder de juiste voorwaarden voor succes geschiedde en dus tot tegenvallers in financiële levensvatbaarheid of de kwaliteit van de geleverde diensten zou gaan leiden. De heilige koe van privatisering en marktwerking blijkt echter niet aan rationale argumenten onderhevig. Er moet geprivatiseerd worden, of dat nu goed is voor het publiek, de afnemers in feite, of niet. De vraagt dringt zich op bij een dergelijke dogmatische gang van zaken; wie is hier mee gediend?

Omdat marktwerking niet per definitie kwalijk is, particulier initiatief kan op sommige fronten veel beter dan de overheid werken, stelt Heijne vier basisvoorwaarden op waaronder marktwerking succesvol kan werken. Voor de samenleving, en dus niet enkel voor een handjevol al dan niet buitenlandse investeerders. Ter introductie; in de tijd dat ik dit boek las en dit stukje schreef  zijn alweer enkele uitingen van publieke verontwaardiging gekomen en gegaan. De Amerikaanse farmaceut Martin Shkreli kreeg een gevangenisstraf van zeven jaar aan zijn broek, niet vanwege zijn perfide verhoging van de prijs van een aidsmedicijn nadat hij de rechten ervan had gekocht van 11 euro naar 670 euro per dosis, maar vanwege oplichting. In eigen land vond de top van de ING-bank het nodig zijn armlastige bestuurder Ralph Hamers een salarisverhoging van 50% te geven, hij verdiende immers slechts 2 miljoen euro per jaar, dat wordt nu 3 miljoen. Personeel wordt afgescheept met een fooi van 1,7% loonsverhoging. Maar ja, Hamers is ook ruim 29 keer zo productief geweest voor het bedrijf, toch? Nee, natuurlijk niet. Daarover lees je hier meer.

Met de voorbeelden van Shkreli en Hamers hebben we precies twee van de vier voorwaarden onder ogen die Heijne onderscheidt voor eerlijke marktwerking, en die hier afwezig zijn, namelijk keuzevrijheid voor de consument én aanbieder en het ondernemersbelang dat niet mag botsen met het publieke belang, wat samenhangt met de scheiding tussen private en publieke taken. Onontbeerlijk voor een juiste werking van vraag en aanbod. In het geval van het aidsmedicijn is de keuze voor andere aanbieders er niet omdat ze voor hun leven afhankelijk zijn van dat medicijn. Wat Hamers betreft is de uitleg dat hij niet marktconform betaald zou worden een drogreden. Banken zijn vanwege hun functie bij uitstek namelijk semi-publieke instellingen. Dat hebben we wel gezien in 2008 toen de gehele bankensector door de overheid ofwel de belastingbetaler gered moest worden. De banken waren immers too big to fail. Ze waren niet te groot, maar hun publieke taak kon niet gemist worden. Ze beheerden immers al het spaargeld van de Nederlandse bevolking. Waar een bedrijf dat niet functioneert failliet gaat zal dit bij een bank niet gebeuren. Er is dus simpelweg geen ondernemersrisico dat dergelijke groteske beloningen zou rechtvaardigen, mits die überhaupt te rechtvaardigen zijn. Het belang van ING om hun winst te maximaliseren botst met het belang van de rekeninghouders en belastingbetalers die wel voor de kosten opdraaien maar niet profiteren van winsten.

Voorwaarde drie is dat afnemers in een marktconstructie moeten betalen voor hun eigen consumptie, een van de redenen waarom de vermarkting van de kinderopvang is mislukt. Hier betaalde de overheid en niet de consumenten. Heijnes laatste oproep is te wachten met marktwerking tot het internationale speelveld gelijk is. Nu worden onze staatsbedrijven voor een prikkie in de etalage gezet onder het mom van een verhoogde kwaliteit en efficiëntie. In de praktijk komt hier niets van terecht. De dienstverlening van PostNL is alleen maar slechter geworden. Deutsche Bahn exploiteert inmiddels met subsidie van de Duitse overheid via dochteronderneming Arriva grote delen van het Nederlandse spoor en Schiphol werd op het nippertje gered van een gang naar de markt die waarschijnlijk had geleid tot verkommering onder leiding van Arabische oliesjeiks, die net als bij het Londense Heathrow de boel laten verkommeren om vliegvelden in eigen land te helpen.

De stelling dat de overheid het probleem is, salonfähig gemaakt door Reagan in de jaren tachtig, is ronduit een leugen, in veel gevallen is het juist te weinig overheidstoezicht en regulering waardoor problemen ontstaan. Als antwoord hierop wil Heijne het begrip privatisering depolitiseren. Hij vindt het debat over privatisering en marktwerking geen ideologie en daar slaat hij enigszins de plank mis. Aanhangers hebben inderdaad jarenlang gesteld dat het vrijemarktdenken juist ontdaan was van elke vorm van ideologie. Na het einde van de Koude Oorlog vond dat overal ook een welwillend oor. Het idee om de overheid nergens verantwoordelijk voor te maken, inderdaad ineen te laten schrompelen tot een onmachtig apparaat om er vervolgens op te kunnen wijzen dat de overheid inderdaad niets (meer) klaar kan spelen. Dat is bij uitstek een ideologisch gevoed streven. Het verwijderen van elke vorm van moraal of algemeen belang uit het debat is dat eveneens. Wat overblijft is een sociaal-darwinistisch uitgangspunt dat wie vervolgens verkommert in de ellende dat totaal aan zichzelf te wijten heeft. Het lijkt mij dat Heijne dat zelf ook wel doorheeft, misschien is het wel juist heel slim dat hij de marktwerking met een omweg uit het links-rechts-debat probeert te verwijderen. Links staat immers al jaren in een kwade reuk bij de kiezer. Een linksere politiek is echter in feite wel de moraal van Heijne’s hele verhaal: meer overheidsregulering ten opzichte van de markt en minder marktwerking in publieke sectoren. Hij wijst daarbij op de beweging in ons omringende landen, waar stukje bij beetje marktwerking in publieke sectoren weer wordt teruggedraaid, het kan hier ook. Private rijkdom gaat hand in hand met publieke armoede als twee communicerende vaten. Het wordt tijd dat we het publieke vat weer eens wat bijvullen.

Wouter van Dijk