Het paradijs van de arbeider

Recensent: Wouter van Dijk

Het paradijs van de arbeider. Tuindorpen en tuinsteden, Ton Heijdra en Alice Roegholt

Museum Het Schip, Amsterdam 2024
ISBN 9789082921182

Paperback met flappen, rijk geïllustreerd in kleur, met noten
176 pagina's
€ 27,00

De geschiedenis van de tuinstadgedachte

In Museum Het Schip in Amsterdam is momenteel een tentoonstelling te zien over de ontwikkeling van de tuinstadgedachte. Bouwen vanuit dat beginsel is gestoeld op drie elementen; een groene omgeving, goede woningen en gemeenschapszin tussen de bewoners. Die drie samen vormen voor de aanhangers van het tuinstadideaal een ideale leefomgeving. Museum Het Schip is in beginsel gewijd aan de Amsterdamse School, de architectuurstijl die gegrond in sociaaldemocratische ideeën tot doel had goede woningen te bouwen voor de arbeidersklasse, die ook nog eens een bepaalde schoonheid hadden. Esthetiek, zo was de gedachte, was ook goed voor de volksverheffing van de minderbedeelden in de samenleving. Die rode draad loopt door alle tentoonstellingen heen die Het Schip de afgelopen jaren organiseerde. Het museum slaat de jaren uitdrukkelijk de vleugels uit over de landsgrenzen, om het internationale perspectief te tonen waarin ideeën tot ontwikkeling kwamen. Er is veel aandacht voor verwante expressionistische stromingen die voortkomen uit dezelfde gedachten de wereld door middel van bepaalde woningbouwideeën een betere plek te maken voor iedereen. Ook in de huidige tentoonstelling, en in het boek dat daarbij verscheen, worden tuindorp en tuinstad vanuit een internationaal perspectief bekeken.

In Het paradijs van de arbeider. Tuindorpen en tuinsteden volgen auteurs Ton Heijdra en Alice Roegholt het spoor van de tuinstadgedachte terug naar het begin in de vroege negentiende eeuw. Tegen een achtergrond van de negentiende-eeuwse industrialisering en de daarmee gepaard gaande verkrotting en overbevolking van de industriesteden in Europa, schetsen de auteurs de ontwikkeling van een tegengeluid om deze verelendung van de arbeiders te stoppen. Het begin daarvan vinden ze in de ideeën van de utopisch socialisten in de eerste helft van de negentiende eeuw. In 1808 bedacht de Franse filosoof Charles Fourier een ideale woon- en werkgemeenschap die hij de Phalanstère noemde. Het was een modelstad omringd door bossen, weilanden en vijvers, dus in de gezonde buitenlucht. In Engeland bedacht politicus James Silk Buckingham in 1849 een vergelijkbaar plan maar beide werden nooit uitgevoerd. Ze vormden wel een inspiratiebron voor latere tuinsteden. Intellectuelen, schrijvers en theoretici inspireerden elkaar met boeken en ideeën over de ideale woongemeenschap, en dat had ook weerslag op de progressieve kunstenaars-avant-garde. Zij stichtten naar deze idealen woongemeenschappen, zogenaamde kunstenaarskolonies, in landelijke dorpjes. In Nederland bijvoorbeeld op de Veluwe, in het buitenland werd het Zwiterse Ascona een verzamelplaats van kunstenaars, intellectuelen, en alternatievelingen. Het idee van gelijkheid van alle bewoners en hun nabijheid tot de natuur waren hierbij belangrijke elementen.

De ideeën over goede woon- en werkomstandigheden vonden ook weerklank bij sommige vooruitstrevende fabriekseigenaren. Enerzijds vanuit medemenselijkheid, anderzijds omdat gezonde arbeiders nu eenmaal beter werk afleveren dan ongezond en verzwakt personeel, raakten zij ervan overtuigd dat investeren in hun personeel ook goed was voor het bedrijf als geheel. Zij stichtten fabrieksdorpen waar niet alleen voor woongelegenheid werd gezorgd, maar bijvoorbeeld ook voor een ziekenfonds, ontspanningsgelegenheid voor het personeel, een verenigingsleven enzovoorts. Voorloper hierin was de Schot Robert Owen, die al in 1797 bij Glasgow een dergelijk project startte met zijn weverij New Lanark. Dat inspireerde andere fabrieksdirecteuren en leidde tot woningbouwprojecten als Port Sunlight bij Liverpool en Margaretenhöhe bij het Duitse Essen. In Nederland is het Agnetapark in Delft een voorbeeld van zo’n fabriekswijk of -dorp, dat volgens de principes van de tuinstadgedachte is vormgegeven. Het werd in 1884 gebouwd door de directeur van de Gist- en Spiritusfabriek Jacques van Marken. Ook het christelijk geloof vormde een inspiratiebron tot goede woningbouw voor minderbedeelden. Daarvan is in Nederland het Snouck van Loosenpark in Enkhuizen een voorbeeld. Deze wijk werd in 1895 naar aanleiding van het testament van de gelovige Margaretha Snouck van Loosen gebouwd in Enkhuizen. Het was in zekere zin een voortzetting van de hofjestraditie uit de vroegmoderne tijd, maar in dit geval specifiek gericht op arbeidersgezinnen.

Het was de Engelsman Ebenezer Howard die de theorieën over wonen in een gezonde en groene omgeving, in kwalitatief goede huizen, verbond met de coöperatieve ideeën over het tuindorp of de tuinstad als gemeenschap. Hij wordt daarom gezien als de grondlegger van de tuinstadgedachte. In de decennia van 1910 tot 1930 groeide de populariteit van de tuinstadgedachte enorm. Er werd een internationale vereniging van gelijkgestemden opgericht, waarvan vele architecten maar ook politici lid waren. Zo speelde de Amsterdamse wethouder Wibaut die zich veel met volkshuisvesting bezighield (Wie bouwt? Wibaut!) een vooraanstaande rol in dit internationale gezelschap. Van Japan tot Finland en van Brazilië tot Polen verrezen steden en wijken gebaseerd op het idee van de tuinstad. De Tweede Wereldoorlog zorgde voor een tijdelijke onderbreking, maar daarna maakte het idee van de tuinstad een doorstart. Weliswaar waren de plannen voor deze naoorlogse ‘New Towns’ grootschaliger en minder groen dan de in omvang bescheiden wijken en tuindorpen die voor de oorlog de toon zetten, toch leefde het idee van groen wonen in goede huizen voort in deze nieuwe stadsuitbreidingen. In Nederland inspireerde dat bijvoorbeeld tot de Westelijke Tuinsteden van Amsterdam en de Rotterdamse wijk Pendrecht, en ook de ruimtelijke ordening van Almere komt voort uit deze traditie. Zo laten Heijdra en Roegholt in het boek zien hoe invloedrijk de tuinstadgedachte is geweest in de vormgeving van onze leefomgeving, en hoe we daarvan nog dagelijks kunnen genieten. Doe dat om te beginnen door dit mooie boek te lezen.

Wouter van Dijk