Rampjaar 1672, Luc Panhuysen

Recensent: Wouter van Dijk

Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte, Luc Panhuysen

Olympus (onderdeel van Uitgeverij Atlas Contact), z.p. 2019
ISBN: 978 90 467 0731 9

Paperback, met kaarten, afbeeldingen in kleur en zwart-wit, notenapparaat, literatuuropgave en register
480 pagina's
€ 22,99

Het rampjaar voor de Republiek

Dit jaar herdenken we dat 350 jaar geleden de jonge Nederlandse staat aan vernietiging ontsnapte. In 1672 werd de Republiek door een coalitie van vier vorsten aangevallen. Nog geen vijfentwintig jaar nadat de Nederlandse gewesten door de Vrede van Münster internationaal als staat waren erkend, balanceerde het nieuwe staatje al op de rand van de afgrond. Uiteindelijk liep het goed af voor Nederland, hoe dat in zijn werk ging vertelt Luc Panhuysen in zijn Rampjaar 1672.

In de decennia na de Vrede van Munster ging het de Republiek economisch voor de wind. Dat wekte de afgunst van de buurlanden. De belangrijkste reden voor het Rampjaar lag echter in de wrok die de Franse koning Lodewijk XIV koesterde tegen de Republiek. Dat had alles te maken met de Devolutieoorlog die Lodewijk van 1667 tot 1668 in de Zuidelijke, Spaanse Nederlanden tegen de Spaanse Habsburgers voerde. De Franse successen daarin hadden de Nederlandse regenten bang gemaakt dat zij na de Spaanse Nederlanden doelwit zouden worden van Lodewijks veroveringsdrang. Johan de Witt sloot daarom een diplomatiek verbond met Zweden en Engeland dat de Fransen dwong vrede te sluiten en een deel van de veroveringen terug te geven aan Spanje. Lodewijk bond in, maar toog in stilte aan het werk om de Republiek te straffen voor deze hoogmoed. Een voor een werden in de navolgende jaren Nederlandse bondgenoten losgeweekt om de Republiek internationaal te isoleren, zodat een Franse aanval ongemoeid gelaten zou worden.

Panhuysen beschrijft de ontwikkelingen in aanloop naar en tijdens het Rampjaar aan de hand van drie personages. Godard Adriaan, baron van Reede, zijn vrouw Margaretha Turnor en hun zoon Godard van Reede, heer van Ginkel. Godard Adriaan en Margaretha wonen op kasteel Amerongen en zijn ambachtsheer- en vrouw van die hoge heerlijkheid. Hun zoon Godard was getrouwd met Philippota van Raesfelt, zij woonden met hun kinderen op kasteel Middachten. Godard Adriaan was in deze tijd een van de belangrijkste diplomaten van de Republiek, en toog in aanloop naar het Rampjaar naar het hof van de keurvorst Frederik Willem van Brandenburg. Deze keurvorst was één van de weinige internationale spelers die kon overgehaald worden de Republiek tegen het machtige Frankrijk te steunen. Hij beleefde de gebeurtenissen vanaf een afstand. Zijn vrouw Margaretha bleef achter in Amerongen, en vluchtte toen de Franse invasie kwam naar Den Haag en Amsterdam. Zoon Godard was militair in het leger van prins Willem III en beleefde de oorlog tegen Lodewijk XIV van nabij. Het gezin onderhield een regelmatige correspondentie, die bewaard is gebleven en daardoor een schat aan informatie bied over de gebeurtenissen van het Rampjaar. Aan de hand van deze briefwisselingen plaatst Panhuysen de belevenissen van het drietal in het grotere kader van de oorlog, wat zorgt voor een uitermate leesbaar en onderhoudend boek.

In de zomer van 1672 marcheerde Lodewijk XIV via bevriende Duitse vorstendommen naar de Republiek, waar hij in juni de Rijn overstak. De slecht onderhouden Nederlandse bufferzone van Duitse vestingsteden zakte als een kaartenhuis in elkaar en in enkele weken overspoelden Franse troepen samen met hun Duitse bondgenoten uit Munster en Keulen de oostelijke provincies van de Republiek. De paniek in Nederland was zo groot dat de regenten de roep om de prins van Oranje als ‘sterke man’ niet meer konden negeren. De gebroeders De Witt werden als zondebok in Den Haag vermoord, en het had weinig gescheeld over het land was aan alle kanten onder de voet gelopen. Michiel de Ruyter en Cornelis Tromp wisten de gecombineerde Engels-Franse vloot echter meermalen in zeeslagen af te houden van een landing op de Hollandse kust, wat een tweefrontenoorlog voorkwam. Door het massaal inunderen van poldergebied werd van Muiden tot Geertruidenberg een waterlinie gecreëerd die, dankzij talmen van het Franse leger, net op tijd gereedkwam om de ongehinderde intocht in Holland te voorkomen. Wat volgde was een moeizaam herstel dat resulteerde in een coalitieoorlog tegen Lodewijk XIV. Het bleek slechts het begin van een veertigjarige periode waarin bijna onafgebroken oorlog gevoerd werd om de expansiedrift van de Zonnekoning te stoppen. Een krachtmeting die centraal staat in een ander boek van Panhuysen.

Door de levendige schrijfstijl van Panhuysen en de ooggetuigenverslagen van de drie hoofdpersonen voltrekt het drama van het Rampjaar zich in alle hevigheid voor de lezer. Een mooi boek over een verschrikkelijk onderwerp. Sinds de eerste verschijning van Rampjaar 1672 ruim tien jaar geleden geldt het als het standaardwerk over deze periode in onze geschiedenis, eigenlijk slechts het begin van de Hollandse Oorlog (1672-1678/1679). Dat predicaat hoeft nog altijd niet vervangen te worden.

Wouter van Dijk