Atlas van de verdwenen spoorlijnen in Nederland

atlas-verdwenen-spoor_3d_small_imageRecensent: Vera Weterings

Atlas van de verdwenen spoorlijnen in Nederland, J.M. ten Broek en V.M. Lansink

WBOOKS, Zwolle 2016
ISBN  9 789462 581388

Gebonden, met illustraties in kleur en zwart-wit en bronnenlijst
208 pagina’s
€ 34,95


Atlas van de verdwenen spoorlijnen in Nederland

In de Atlas van de verdwenen spoorlijnen in Nederland gaan auteurs J.M. ten Broek en V.M. Lansink op zoek naar de overblijfselen van 29 verdwenen spoorlijnen, in totaal zo’n 1000 kilometer. Op deze manier laten ze niet alleen de littekens in het landschap zien die het spoor heeft achtergelaten, maar brengen ze ook het sociaaleconomische en geografische verhaal van de spoorweggeschiedenis in kaart. Bij hun selectie van de spoorlijnen die worden besproken hebben de auteurs er voor gekozen om geen militaire en fabriekslijnen te behandelen, wel komen enkele lijnen voor die tot in het buitenland gevolgd worden.

Je kunt in de atlas goed merken dat de auteurs zelf op pad zijn geweest om de restanten van de spoorwegen te achterhalen. Je wordt als lezer zo nu en dan in hun zoektocht naar de verdwenen spoorlijnen gezogen en ook uitgenodigd zelf op onderzoek uit  te gaan. De prachtige afbeeldingen afkomstig uit archief-, museum- en particuliere collecties zijn prachtig en verlevendigen de geschiedenis van de behandelde spoorlijnen. Ook laten Ten Broek en Lansink de lezer kennis maken met vele opmerkelijke raillicten. Raillicten is de term die ze hebben gekozen voor de relicten van de spoorwegen die heden ten dage in het landschap nog zichtbaar zijn. Enkele raillicten in het landschap zijn bijvoorbeeld de voormalige wachtpost Borkense baan in de buurtschap Brinkheurne, het vroegere emplacement van Winterswijk, een ruïneus bruggetje in de Bocholtse baan tussen Barlo en de grens met Nederland, een hectometerpaal tussen Bosch en Duin en Huis ter Heide en dwarsliggers bij Hulst. In het inleidende hoofdstuk wordt duidelijk dat niet alleen deze tastbare herinneringen aan de spoorlijnen herinneringen in het landschap zijn, maar dat ook andere kenmerken zoals een vlakke ondergrond, lange bogen en flauwe hellingen wijzen op een spoorwegverleden net als viaducten, tunnels, bruggen en spoordijken die in het landschap nog tientallen jaren na afbraak van een spoorlijn zichtbaar blijven. Met name de spoordijken zijn nog veelal intact maar hebben een herbestemming gekregen als fietspaden.

Het boek is dusdanig opgebouwd dat er eerst een korte inleiding op de spoorweggeschiedenis in Nederland wordt gegeven. Hier wordt ingegaan op de bloei van de Nederlandse spoorwegen en hoe de lokaalspoorlijnen tot circa 1910 groeiden als kool. Waarna de Eerste Wereldoorlog vervolgens zorgde voor een schaarste in bouwmaterialen en vertraging in de plannen om nieuwe lijnen aan te leggen. De daaropvolgende crisis zorgde voor grote exploitatieverliezen van de twee spoorwegmaatschappijen waardoor vele lijnen in de eerste helft van de twintigste eeuw werden gesloten. In de inleiding worden grofweg twee redenen genoemd waarom verschillende spoorlijnen de tand des tijds niet hebben overleefd. Allereerst raakten verschillende lokaalspoorlijnen doorgaand verkeer kwijt aan andere lijnen. De tweede reden was de opkomende concurrentie van andere vervoersmiddelen waardoor de trein in bepaalde gebieden een minder gunstig vervoermiddel was. Naast deze twee oorzaken wordt ook het Kloevekorn-Programm. Dit was een eis die de Deutsche Reisbahn de NS in 1942 oplegde. De NS moest 7000 ton spoorstaven met bijbehorend klein ijzerwerk en dwarsliggers leveren, dit werd vertaald in zo’n 500 kilometer spoor.

Na de inleiding die een globale achtergrondgeschiedenis bij de Nederlandse spoorweggeschiedenis biedt wordt de lezer meegenomen op reis langs de verschillende verdwenen spoorlijnen. Aan de hand van een uitgebreid beeldverslag en een korte geschiedenis van de lijn brengen Lansink en Ten Broek de lijnen op een indrukwekkende manier in beeld. De behandeling van de verschillende lijnen is fascinerend, niet alleen vanwege de diversiteit van de lijnen maar ook vanwege de opmerkelijke kenmerken die behandeld worden en de herbestemmingen die ook aan bod komen.

Een persoonlijke favoriet van mij is de Trajektlinie.  Deze  lijn verbond Nederland met Duitsland op een wel heel opmerkelijke manier. Zo was er niet gekozen voor een spoorbrug over de Rijn, maar een spoorpont. Per pont konden zo’n vijf á zes wagons over. Een andere interessante spoorlijn die in het boek wordt behandeld, is de Zhesm tussen Rotterdam en Den Haag. Deze lijn werd in de volksmond Hofpleinlijn genoemd en wordt in het boek behandeld door de sluiting van de tak naar Scheveningen en van het viaducttraject in Rotterdam. Hoewel de lijn zijn tijd ver vooruit was en in de beginjaren een tamelijk bloeiend bestaan leidde, werd de lijn in de jaren ’50 van de vorige eeuw onrendabel. Forensen gebruikten vooral tram en auto om naar Scheveningen te komen.

De Atlas van de verdwenen spoorlijnen in Nederland is zowel een lust voor het oog als een feest om te lezen. De vele prachtige illustraties zorgen ervoor dat je het boek telkens opnieuw uit de kast wilt pakken om je te vergapen aan de fascinerende spoorrelicten. Daarbij merk je op elke bladzijde dat het boek door echte liefhebbers is samengesteld. De geschiedenis zal elke spoorliefhebber bekoren en de toegevoegde technische informatie biedt een interessante meerwaarde. Kortom, een boek waarbij beeld en tekst op intrigerende wijze elkaar aanvullen. Een absolute aanrader voor treinliefhebbers, maar ook historici en liefhebbers van industrieel erfgoed zullen dit boek kunnen waarderen.

Vera Weterings