De Saksische kust en barbaarse invasies in laat-Romeins Britannia

De negen forten van de Britse Litus Saxonicum in de Notitia Dignitatum

In de derde eeuw na Christus werd de oostkust van Romeins Brittannia regelmatig geplaagd door Saksische piraten die aanvallen en plunderingen uitvoeren op kustplaatsen. Om dit gevaar tegen te gaan besloot het Romeins gezag een reeks forten en signaalplaatsen op te richten die de verdediging van de uitgestrekte kustlijn tegen indringers zou moeten vergemakkelijken. Dit geheel van forten stond destijds bekend als de Litus Saxonicum. Tegenwoordig spreekt men in de Engelstalige literatuur ook wel van de Saxon Shore.

Kaart van Romeins Britannia met daarop de waarschuwingsposten en forten van de Litus Saxonicum aan de oostkust. Bron: I. Barnes, The Historical Atlas of the Celtic World, p.113.

De Litus Saxonicum stond onder bevel van comes, een graaf. Aan het einde van de derde eeuw werd de lijn van forten voltooid. Het jaar 367 echter luidde het begin van het einde in voor deze verdedigingslinie tegen de Saksen en andere Germaanse indringers. In dat jaar viel een groot ‘barbaars’ verbond van Scotti, Picten, Saksen en Franken Romeins Britannia van alle kanten aan. Deze gebeurtenis staat ook wel bekend als de Barbaarse Samenzwering (Barbarian Conspiracy) of grote samenzwering (Great Conspiracy). De Ierse Scotti vielen het westen van de provincie aan, de Franken en Saksen het oosten en zuidoosten en in het noorden openden rebellerende legioensoldaten de poorten in de Muur van Hadrianus om de Picten binnen te laten.

Vrijwel het gehele noorden en westen van de Romeinse provincie werd onder de voet gelopen en gebrandschat. De Romeinse bevelhebber Nectaridus, mogelijk een vroege bevelhebber van de Litus Saxonicum, werd omgebracht. De kustverdedigingslinie liep grote schade op. Pas in 368 slaagde Flavius Theodosius erin met een ontzettingsmacht weer orde op zake te stellen in de provincie. In zijn legertros bevonden zich onder andere Bataven uit onze streken.

De enige referentie naar de Litus Saxonicum die we tegenwoordig hebben stamt uit de Notitia Dignitatum uit de late vierde eeuw. Dit was een overzicht van alle administratieve en bestuurlijke functies in het Romeinse Rijk. In de Notitia staan negen forten genoemd die onder de kustlinie behoorden. In 407 roept Constantijn III zichzelf uit tot keizer en trekt de Romeinse legioenen terug uit Britannia. De provincie wordt definitief aan zichzelf overgelaten wanneer keizer Honorius in 410 besluit een roep om militaire hulp uit Britannia onbeantwoord te laten. Deze hulp was nodig tegen invallende barbaren, voornamelijk uit het oosten. De Saxon Shore, onvoldoende bemand en onderhouden nu het Romeinse leger verdwenen was, was niet voldoende om de invallende Germanen te stoppen. De oorlogsleider-vorst Vortigern probeerde vervolgens rond 425 de ene groep barbaren te gebruiken om de andere te verslaan maar dat plan mislukte faliekant. De Saksische hoofdman Hengist zou binnenvallende Juten moeten tegenhouden en kreeg in ruil daarvoor Kent in leen, maar in plaats daarvan vestigde hij zijn eigen koninkrijkje in Kent en keerde zich tegen de Britten.

Angelsaksische invallen en vestiging in Brittannië. Bron: I. Barnes, The Historical Atlas of the Celtic World, p. 115.

Nu was het hek van de dam en wat volgde waren decennia van Germaanse invasies en migratie, die er uiteindelijk toe leidden dat de Keltische Romaans-Britse bevolking naar de westelijke uithoeken van het eiland verdreven werd, of onder nieuwe Germaanse heerschappij kwam te staan. Het is ook in deze periode dat de delen van de Arthurlegende hun oorsprong vinden, in een periode dat het Britse verzet tegen de opdringende Angelsaksen voor enige tijd succesvol bleek zo rond het jaar 500. Daarover een andere keer meer.

Wouter van Dijk