Buit, Louis Zweers

Recensent: Wouter van Dijk

Buit. De roof van Nederlands-Indisch cultureel erfgoed 1942-1950 , Louis Zweers

Uitgeverij Boom, Amsterdam 2020
ISBN: 9789024427215

Paperback, geïllustreerd in kleur, met notenapparaat en literatuuropgave
303 pagina’s
€ 34,90

De mogelijke teruggave van erfgoed uit voormalige koloniën staat momenteel in Nederland hoog op de agenda. Indonesië heeft in 2022 een lijst bij de Nederlandse regering ingediend met objecten afkomstig uit de Indonesische archipel die het graag geretourneerd zou zien. In november 2022 werd bekend dat de Nederlandse staat via Museum Naturalis 37 menselijke skeletten van 5.000 jaar oud aan Maleisië teruggeeft. Een belangrijk discussiepunt rondom de teruggave van cultureel erfgoed is in hoeverre er sprake is geweest van roof en dwang bij de verwerving van de objecten. Dat is in veel gevallen moeilijk vast te stellen, zeker in de 19e eeuw vonden veel verwervingen langs particuliere weg plaats. Al was de koloniale overheid altijd op de achtergrond, en soms op de voorgrond, aanwezig.

Roofgoed
Dit boek richt zich op een duidelijker te herkennen vorm van roofgoed, namelijk de roof van cultureel erfgoed tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is breed bekend dat de Duitse bezetter op grote schaal kunstschatten uit bezet Europa roofde, en tot op de dag van vandaag duiken er bij tijd en wijle schilderijen op die gestolen blijken te zijn van joodse families. Veel minder bekend is de wijze waarop de Japanse bezetters van voormalig Nederlands-Indië te werk gingen bij het roven van cultuurschatten uit het gebied, en wat er daarna met dat cultureel erfgoed is gebeurd. Daarin wil Louis Zweers meer duidelijkheid scheppen.

Noodvernietiging door Nederlanders
Zweers verdeelt zijn boek in vijf delen die opeenvolgend kunstcollecties, kroonjuwelen en nationale instellingen bespreken, daarna volgen nog delen over de roof van boekencollecties en over restitutie en rechtsherstel. Veel aandacht in het boek gaat uit naar de schilderijen van vrijgevestigde kunstenaars in de archipel, maar hier focus ik op de archieven, museale en bibliotheekcollecties. Nog voordat de Japanse troepen de archipel hadden bezet was er de dreigende oorlogssituatie die ervoor zorgde dat de Nederlanders zelf de hand sloegen aan cultuurhistorisch materiaal dat wanneer het in Japanse handen zou vallen de Nederlandse zaak zou kunnen schaden. Zo werd de topografische kaartencollectie van het oudste museum van de kolonie, het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (opgericht in 1778), ingepakt in kratten om in geval van nood per spoor te verplaatsen naar Bandung. Vanwege de snelle opmars van de Japanners was er geen tijd om de volledige verzameling in veiligheid te brengen, waarna men in alle hectiek besloot alsnog een deel van het strategisch belangrijke kaartmateriaal te verbranden. Een voorbeeld van hoe archief in wezen nooit een permanent statische fase bereikt, maar wanneer de omstandigheden wijzigen ineens weer hoogst actueel kan zijn.

Datzelfde lot trof het archief van de Dienst voor Oost-Aziatische Zaken (DOAZ). Deze inlichtingendienst had in de periode voor het uitbreken van de oorlog onder andere tot taak de spionage-activiteiten van de zevenduizend Japanse ingezetenen in de kolonie te monitoren. Toen de Japanse troepen Batavia naderden werd dit archief door de Nederlandse ambtenaren in allerijl in de tuin van het kantoor overgoten met petroleum en verbrand.

Geveild of verscheept
Dan de Japanse roof. Al vrij snel na de bezetting begonnen de Japanners op grote schaal cultureel erfgoed te confisqueren. Uit geheel Java werden in het museum van het Bataviaasch Genootschap in Batavia geroofde kunstvoorwerpen, manuscripten en andere waardevolle objecten verzameld. Vandaaruit werden de gestolen spullen tegen bodemprijzen geveild voor de Japanse oorlogskas, of naar Japan verscheept. Omdat naoorlogs Japan in grote chaos verkeerde, konden de latere Amerikaanse ‘Monuments Men’ in het pacifisch gebied lang niet zoveel geroofd cultuurgoed terugvinden als in bezet Europa. Daar kwam bij dat het distributiecentrum voor het geroofde materiaal, Tokio, grotendeels door geallieerde bombardementen in de as was gelegd. Met spoed naar het Japanse platteland overgebrachte collecties waren naderhand moeilijk traceerbaar.

Het Landsarchief
Toen enkele dagen na de bezetting van Batavia een aantal Japanse officieren een kijkje kwamen nemen bij het Landsarchief, wilden ze allereerst de originele documenten bekijken met handtekeningen van Coen, Daendels, Raffles en andere kopstukken uit de koloniale geschiedenis. Het archief bleef aanvankelijk open, en zelfs de belangrijke collectie over de voormalige handelspost Decima werd door de Japanners met rust gelaten. Waar in Nederland in archieven werd gerommeld om de joodse voorouders van mensen te maskeren om hen te beschermen, gebeurde in Nederlands-Indië iets soortgelijks. Omdat het Japanse bewind had bepaald dat wie Indonesische voorouders had, beter zou worden behandeld, ontstond er een run op het archief van mensen die hiervan een bewijs wilden ontvangen. Je kon er onder andere mee worden vrijgesteld van internering. In eerste instantie werden veel van deze bewijzen vervalst omdat de Japanse controle minimaal was. Pas in april 1943 werd het Landsarchief gesloten en moest men zich opnieuw registreren bij de Japanse autoriteiten omdat bleek dat er veel vervalste afstammingsbewijzen in omloop waren.

Ontoegankelijkheid als redding
Landsarchivaris Verhoeven vreesde dat veel archieven door de Japanners zouden worden meegenomen, en stelde alles in het werk om dat te voorkomen. Zo regelde hij wat je een vervroegde overbrenging zou kunnen noemen, in samenspraak met de Japanse bestuurders. Met behulp van militaire vrachtauto’s werd het vroeg twintigste-eeuwse archief van de Algemene Secretarie van de Nederlands-Indische regering naar het Landsarchief overgebracht. Eerder had al in 1940 het oudere deel van het Algemene Secretarie-archief die weg afgelegd. Het archief was rommelig bewaard geweest en de haastige verhuizing had de wanorde nog vergroot. De slechte toegankelijkheid van het archief zorgde ervoor dat veel belastende documenten nooit gevonden werden door de Japanners, deze waren “diep opgeborgen in de krochten van het Landsarchief” (p. 165). Een nadeel daarvan was dat het na de oorlog veel werk kostte het archief te ordenen. Een deel van een ander archief, dat van de Raad van Indië, werd na de oorlog teruggevonden in een bijgebouw van het pand van de Volksraad. De stukken betreffen vooral de negentiende eeuw, en liggen nog altijd ongeïnventariseerd in het depot van het Nationaal Archief van Indonesië. Het twintigste-eeuwse deel is nog altijd spoorloos.

Roof en schaarste
Net als grondstoffen en andere cultuurschatten sloegen de Japanse troepen in beslag genomen boekencollecties op in pakhuizen in de havensteden, in afwachting van verscheping naar Japan. Die verscheping vond vaak plaats via hospitaalschepen, zodat deze niet door de geallieerden aangevallen zouden worden. In de chaotische eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog kwam een deel van de in pakhuizen opgeslagen boeken via de zwarte markt weer in omloop. Niet alleen moedwillige roof was een bedreiging voor het papieren erfgoed van de archipel, ook prozaïsch hergebruik. In de loop van de oorlog ontstond er een papiertekort, waardoor veel Nederlandse en andere westerse boeken, die de Japanners vanwege hun cultuurpolitiek toch al uit het publieke leven verwijderden, ten prooi vielen aan papierfabrieken. Daarnaast werden documenten uit archieven en bibliotheken gebruikt als verpakkingsmateriaal voor bijvoorbeeld etenswaren. Sommige collecties werden door de Japanners gespaard. Zo genoten de collectie van het eerder genoemde Bataviaasch Genootschap en de internationaal gerenommeerde natuurhistorische collectie van 's Lands Plantentuin in Buitenzorg (Bogor) speciale bescherming.

Restitutieclaims
Na de oorlog verliep onderzoek naar geroofde collecties moeizaam. Geallieerde onderzoekers stuitten op onwillige Japanse militairen, en de retournering van geroofd cultuurgoed had niet de hoogste prioriteit. Pogingen van onder andere China om gecompenseerd te worden voor cultuurschatten die de Japanse legers uit geheel Azië hadden geroofd, stuitten op veto’s van de Amerikaanse regering. Dat had veel te maken met de nieuwe geopolitieke situatie die wereld verdeelde in communistische en kapitalistische staten. China was daarin niet langer bondgenoot, Japan in potentie wel.

Nuttig boek
Louis Zweers heeft met dit boek een uitvoerig beeld geschetst van het wel en wee van vele cultuurhistorische collecties en individuele kunstwerken tijdens en na de Japanse bezetting van Indonesië. Vergeleken met de studies die beschikbaar zijn over roof en restitutie van cultuurgoed in Europa is er maar weinig gepubliceerd over de Aziatische situatie, en ook over die in voormalig Nederlands-Indië. Hoewel de opbouw van het boek wat gestructureerder had gekund, en zijn keuze voor casussen niet altijd even duidelijk is, vormt Zweers’ boek voor de historiografie over het onderwerp een prima aanvulling.

Wouter van Dijk