Cartografie. Visie op de kaart

cover_jb_15_cartografieRecensent: Wouter van Dijk

Cartografie. Visie op de kaart, Marc Hameleers, Marc Carnier, Patricia Alkhoven, Rink Kruk (red.)

S@P Jaarboek 15
Stichting Archiefpublicaties, ’s-Gravenhage 2016
ISBN: 978-90-71251-41-2

Paperback met stofomslag, rijk geïllustreerd in kleur, met literatuurlijst
347 pagina’s
€47,50

De kaart als archiefstuk en historische bron

Het vijftiende jaarboek van de Stichting Archiefpublicaties heeft de kaart, en cartografie in ruimere zin, tot onderwerp. Het boek is een zeer breed en compleet overzicht geworden van alle facetten van kaarten, met een nadruk op het beheer en behoud door archieven en het gebruik ervan als historische bron zowel in Nederland als in België. Dit zorgt ervoor dat de geschiedenis van de cartografie in beide landen aan bod komt, maar ook dat in de verschillende bijdragen tot een zeer technisch niveau wordt ingegaan op de wijze waarop de cartografie zich ontwikkeld heeft. Bij enkele van de vele auteurs die aan het woord komen in de bundel leidt dit helaas ook tot overmatig gebruik van jargon waardoor het de lezer die geen cartografische achtergrond heeft moeite kost alle details van de tekst te doorgronden. Explicerende noten zouden hierbij een uitkomst kunnen zijn, maar hoewel aanwezig worden deze niet altijd voor dit doel gebruikt.

Grofweg kan de bundel opgedeeld worden in drie delen. Het eerste deel richt zich op de archivistische kant van de kaart en behandelt beheer, behoud en beschikbaarstelling van kaarten. In het tweede deel van de bundel ligt meer nadruk op de historische component van kaarten en cartografie, en hun nut in verschillende takken van historisch onderzoek. In het derde gedeelte staat het vakgebied van de cartografie zelf centraal, met bijdragen over het beroep van cartograaf en de opleiding daartoe, en vergezichten over de ontwikkeling van het beroep in de toekomst. Belangrijke nieuwe digitale ontwikkelingen worden hierbij ook besproken.

Daar het te ver voert in een recensie als deze alle tientallen auteurs en hun artikelen de revue te laten passeren, maar in de hoop toch recht te doen aan hun vele werk, wil ik aan de hand van een selectie van de vele bijdragen een beeld schetsen van wat de bundel de geïnteresseerde archiefprofessional of historicus te bieden heeft. En dat is genoeg kan ik alvast verklappen.

Om te beginnen met de kaart als archiefstuk; Charles Jeurgens hoogleraar Archiefwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, pleit in zijn bijdrage voor een nieuwe visie op archivering, en niet enkel op het gebied van kaartmateriaal. Niet langer zou er bij het archiveren uitgegaan moeten worden van het afzonderlijk te bewaren stuk dat vervolgens elders opgeslagen moet worden zoals nu nog steeds ook bij digitale informatie gebeurd. Hierbij wordt uitgegaan van de files die uit computersystemen en daarmee uit hun context gelicht moeten worden om ze in een e-depot op te slaan. In plaats hiervan zouden we ons veel meer moeten richten op de processen waaruit de te archiveren stukken voortkomen. Het proces zou leidend moeten worden in het traject van waardering en selectie, niet langer het uiteindelijke eindproduct dat het proces voortbrengt.

Een interessante bijdrage over de problematiek rondom het dequireren van collectiestukken, in het bijzonder kaartmateriaal, komt van de hand van Marc Hameleers, conservator cartografie bij het Stadsarchief Amsterdam. Het is een vraag die veel archiefinstellingen zich misschien te weinig stellen, maar mag een instelling stukken afstoten? En zo ja, onder welke strikte voorwaarden moet dat worden gerealiseerd? Hameleers wil met zijn artikel vooral een aanzet geven tot discussie over dit onderwerp, en levert met zijn artikel een waardevolle eerste bijdrage. In het artikel worden veel voorbeelden gegeven van de praktische kanten van het afstoten van stukken, en geeft hij stof tot nadenken bij veel collectiebeheerders.

Het beheer in analoge en digitale vorm wordt uitgediept in de artikelen van Gijs Boink en Gabriëlle Beentjes en van Marcel Ras. De eerstgenoemden pleiten hierbij voor een herwaardering van de functie van kaartbeheerder en behandelen vooral het fysieke beheer van kaarten. Ras richt zich op de digitalisering van archiefmateriaal, niet alleen van kaarten, en op de vraag hoe collecties in de toekomst duurzaam digitaal beheerd kunnen worden. Het blijkt dat hierbij nog een lange en hobbelige weg te gaan is. Over de rol van de toekomstige kaartbeheerder en de digitale ontwikkelingen waarmee deze te maken krijgt, vertelt Jan Smits in zijn stuk het een en ander. Vervolgens komen in het artikel van Rink Kruk de verschillende manieren aan bod waarop kaarten en locatie- en cartografische data tegenwoordig digitaal voor het publiek toegankelijk worden gemaakt. Dit gebeurt via punten op de digitale kaart, ‘bounding boxes’ waarbij het historische kaartgebied afgebakend wordt op een moderne grotere kaart, of via een polygoon, waarbij precies het afgebeelde gebied gevolgd en geprojecteerd kan worden op een moderne kaart. Thijs de Boer en Jan Hartmann sluiten met het hieropvolgende artikel aan op Kruks verhaal door het verder uitdiepen van een initiatief om kaartcollecties van vier Amsterdamse instellingen digitaal te ontsluiten. Een interessante case-study waaruit zeker lessen te leren zijn voor collega-instellingen.

Bijzonder het vermelden waard is Hans Renes’ artikel over de historische geografie en de relatie van dit vakgebied met de cartografie. Met zijn artikel richten de verdere bijdragen zich veelal op het gebruik van kaarten voor het verrichten van historisch onderzoek. Mooie voorbeelden hiervan zijn het artikel over de historische kaarten van Wognum en Diest van Van der Eyden en Hameleers, het stuk over poldercartografie van Jongepier en Soens en de bijdragen van Van Nieuwenhuyze en van Wildeman over respectievelijk stadsgeschiedenis op kaarten en zeekaarten als historische bron.

Achterin de bundel geven emeritus hoogleraar Ferjan Ormeling en postdoctoraal onderzoeker Kristien Ooms een overzicht van de cartografie-opleidingen in Nederland en België. Het beeld dat ontstaat is er helaas één van een steeds verdere verschraling van het aanbod van vakken op universiteiten en hogescholen en een versmalling van de opleidingsmogelijkheden tot cartograaf. In de laatste artikelen van de bundel ligt de nadruk op de huidige ontwikkelingen in het kaartbeheer- en gebruik. Hierbij is niet verrassend dat de digitale mogelijkheden heel groot zijn wat betreft het gebruik en het fabriceren van kaarten voor allerlei doeleinden. Zo laten bijvoorbeeld Willemijn Simon van Leeuwen en Erik Meerburg in hun artikelen zien wat er zoal aan 3D-toepassingen voor digitale kaarten ontwikkeld wordt.

Wie de gehele bundel van kaft tot kaft wil lezen zal hier een flinke kluif aan hebben, en waarschijnlijk zijn niet alle bijdragen voor iedere archief- of geschiedenisprofessional even interessant. Ik raad echter toch iedereen aan die beroepsmatig of vanuit zijn of haar interesse te maken heeft met (historische) kaarten de bundel helemaal te lezen. Juist de artikelen die op het oog misschien wat minder aanspreken kunnen toch erg verhelderend werken voor het beeld op een kant van kaarten waar men minder bekend mee is. Zo werkte het in ieder geval voor ondergetekende. Wat dat betreft belooft de ondertitel van het boek niets te veel; visie op de kaart. In het boek worden vele visies op de kaart en de cartografie gegeven, en hoewel de schrijvers veelal ieder een geheel eigen aspect van de vele facetten van kaarten behandelen, geven ze gezamenlijk een zeer compleet beeld van de huidige stand van zaken op het gebied van kaartbeheer-, -behoud en –onderzoek, en zowel de fysieke als digitale kanten ervan. S@P heeft het wederom klaargespeeld een origineel en inhoudelijk sterk jaarboek op de markt te brengen.

Wouter van Dijk