De Amsterdamse buitenplaatsen, René W.Chr. Dessing

amsterdamse buitenplaatsenRecensent: Vera Weterings
De Amsterdamse buitenplaatsen. Een vergeten stadsgeschiedenis, René W.Chr. Dessing

Uitgeverij Matrijs, Utrecht 2015
ISBN 978 90 5345 491 6

Gebonden en rijkelijk in kleur geïllustreerd met bronnenlijst, illustratieverantwoording en register
224 pagina’s
€ 19,95

 

De Amsterdamse buitenplaatsen

Dit jaar valt de Dag van het Kasteel op Tweede Pinksterdag, oftewel maandag 25 mei 2015 en is het thema 'Kastelen en buitenplaatsen'. Dat betekent dat die dag zowel kastelen als buitenplaatsen hun poorten openen. De termen ‘buitenplaats’, ‘kasteel’ en ‘landgoed’ worden vaak door elkaar gebruikt. Dat is erg verwarrend, omdat er tussen de begrippen essentiële verschillen bestaan. Zo zijn buitenplaats over het algemeen het resultaat van een tekentafelontwerp en missen economisch-agrarische faciliteiten, terwijl een landgoed vaak bestaat uit een combinatie van vormgegeven en natuurlijke onderdelen met vaak agrarische gebieden. Tot slot wordt de term ‘kasteel’ geregeld gebruikt voor Amsterdamse buitenplaatsen, terwijl de begrippen ‘huus’ of ‘huys’ meer voor handen liggen. In de late middeleeuwen werd deze term immers gebruikt voor alle versterkte huizen zonder militaire functie.

De buitenplaats en het Nederlandse landschap van Marina Lameris en Roel Norel uit 2012 toonde een prachtig overzicht met ‘fotoparades’ van de buitenplaatsen in Nederland en hoe deze door de eeuwen heen zijn veranderd. In De Amsterdamse buitenplaatsen. Een vergeten stadsgeschiedenis van René Dessing worden de verscheidene buitenplaatsen in de ommelanden van Amsterdam zoals Kennemerland en ’s-Graveland en langs de Vecht, Angstel en Amstel en in het Gooi behandeld. René Dessing (1956) zet zich al vele jaren in voor het behoud van de Nederlandse buitenplaatsen. Zo was hij initiator van het Jaar van de Buitenplaats 2012 en medeoprichter van de stichting Kastelen, Buitenplaatsen en Landgoederen / sKBL In deze stichting spant hij zich met anderen in voor het algemene belang van dit omvangrijke cultuurgroene erfgoed.

In de periode tussen 1600 en 1900 kende Nederland duizenden buitenplaatsen, waarvan de meeste in Holland en Utrecht te vinden waren. In de ontwikkeling van de buitenplaatsen speelden de Amsterdamse kooplieden en regenten een belangrijke rol:

“Had bij aanvang van de 17de eeuw tien procent van hen (lees: de Amsterdamse patriciërs) een buitenplaats, aan het einde van die eeuw bedraagt dit tachtig procent.” (p. 7)

In de publicatie De Amsterdamse buitenplaatsen worden de buitenplaatsen behandeld die hun ontstaan en/of ontwikkeling te danken hebben aan Amsterdammers. Dit zijn buitenplaatsen die vaak verborgen liggen voor het grote publiek of waarvan de geschiedenis vergeten is. Dessing wil met dit boek de buitenplaatsen meer bekend maken bij het grote publiek. Het werk biedt een helder overzicht van zo’n zestig historische buitenplaatsen die vanuit Amsterdam zijn ontstaan en bewaard zijn gebleven. Zo komen zowel verhalen van rijkdom, macht, architectuur- en tuingeschiedenis aanbod, als ziekte, dood, faillissement en oorlogsgeweld.

Dessing behandelt per buitenplaats kort de geschiedenis en het gebruik. Vaak wordt ook een korte achtergrond geschetst van de bewoners van de buitenplaats en opmerkelijke bouwtechnische of tuin-architectonische wetenswaardigheden. Deze zeer toegankelijke tekst wordt vergezeld door prachtige kleurenfoto’s die de lezer uitnodigen zelf op stap te gaan en de buitenplaats van dichtbij te bekijken of zelfs te bezoeken. Behalve dat het werk zeer toegankelijk is geschreven, is het ook erg bruikbaar voor de meer actieve geïnteresseerde. Zo bevat elke behandelde buitenplaats naast een kort overzicht van de geschiedenis ook een korte kader tekst ‘zien en doen’, hierin zijn activiteiten en trekpleisters in de buurt van de buitenplaats te vinden. Ook wordt er regelmatig doorverwezen naar websites met meer informatie over activiteiten, achtergrond, wandelingen of dergelijken. Hierbij moet de lezer op zijn hoede zijn dat websites onderhevig zijn aan verandering en dat helaas niet elke verwijzing meer direct de gewenste informatie kan opleveren.

Hier en daar worden kaderteksten met extra uitleg over specifieke aspecten in de geschiedenis van de buitenplaatsen aan de hoofdstukken toegevoegd net als kaderteksten over uitzonderlijke onderdelen van de buitenplaatsen. Een voorbeeld hiervan is het hoofdstuk over folly’s. Folly’s zijn gebouwen die gemaakt zijn om illusies op te wekken en die door hun diverse vormen associaties oproepen met een werkelijkheid die niet echt is. Bij een folly kan gedacht worden aan een zogenaamde kapel, moskee, Chinese tempel, middeleeuwse ruïne of mausoleum. Over het algemeen zijn dit gebouwen zonder functie, zogenoemde tuinsieraden. Toch zijn de bouwsels soms gedeeltelijke functioneel doordat er een duiventil of kippenren in is gevestigd.

“Folly’s zijn eigenlijk loze bouwvormen, architectuur om de architectuur. Ze hebben nauwelijks een andere bedoeling dan de toeschouwer te plezieren, te beangstigen of op het verkeerde been te zetten.” (p. 86)

Het boek leest als een zeer prettige gids waarbij de lezer overspoeld wordt met leuke wetenswaardigheden en geschiedenissen. Neem bijvoorbeeld de oud-bewoner van Spaarnberg in Santpoort-Zuid bankier Adriaan van der Hoop (1778-1854). Hij verzamelde kunst in zijn buitenplaats in Santpoort-Zuid en kan zelfs gezien worden als een van de grondleggers van de schilderijenverzameling van het Rijksmuseum. Zo bezat hij ruim tweehonderd schilderijen waaronder topstukken als het Joodse bruidje van Rembrandt en de Brieflezende vrouw van Vermeer. Of wie kent de anekdote over het gras van Soestdijk:

“Zo neemt Juliana de op Soestdijk gekweekte groentes jaarlijks mee naar het Italiaanse zomerverblijf omdat zij vindt dat die toch het beste smaken. Ook wordt op verzoek van Juliana in de tuin niet met kunstmest gewerkt en mag er in het voorjaar niet worden gemaaid. Dit zint prins Bernhard niet, want hij houdt van strak geschoren gazons. Het compromis is dat alles ieder jaar vóór zijn verjaardag in juni wordt gemaaid.” (p. 122-123)

Al met al is De Amsterdamse buitenplaatsen een erg goed leesbaar en mooi geïllustreerde cultuurhistorisch-toeristische gids vol leuke wetenswaardigheden. Het boekje nodigt uit tot het opzoeken van de buitenplaatsen en zal de lezer inspireren tot een wandeling of bezoek aan een van de buitens langs de Vecht, Angstel of Amstel of in het Gooi, Kennemerland of ’s-Graveland. Dessing is er met dit werk zeker in geslaagd om de zestig Amsterdamse buitenplaatsen meer bekendheid te geven en eer te doen aan de rijke historie van de buitens.

Vera Weterings

2 thoughts on “De Amsterdamse buitenplaatsen, René W.Chr. Dessing

  1. Pingback:

  2. Pingback:

Comments are closed.