De Lex Frisionum

Marteldood_van_Bonifatius

De Lex Frisionum [1] ofwel de Wet der Friezen is een verzameling wetsartikelen afkomstig uit vroegmiddeleeuws Frisia, zoals het gebied tussen Zwin en Wezer gedurende de vroege middeleeuwen genoemd werd. De wet- en regelgeving weerspiegelt het oude Germaanse gewoonterecht zoals dat al sinds de Romeinse tijd en daarvoor gold in deze streken en werd waarschijnlijk aan het einde van de achtste eeuw opgetekend onder Karel de Grote. De wet is enkel overgeleverd in een gedrukte tekst uit 1557 van Joannis Basilius Herold, een boekdrukker uit Bazel. Waarschijnlijk heeft hij de nummers van de wetsartikelen aangebracht aangezien deze normaliter niet in dergelijke teksten voorkwamen.

De wet maakt onderscheid tussen de drie delen van Frisia: het deel tussen Sincfal, het huidige Zwin, en Vlie (West-Frisia), het deel tussen Vlie en Lauwers (Midden-Frisia) en het deel tussen Lauwers en Wezer (Oost-Frisia). Tevens werden drie standen onderscheidden; de edelen, de vrijen en de horigen. Boetes voor vergrijpen tegen edelen waren het hoogst, gevolgd door die voor vrije personen. De horigen waren in deze verdeling het minst waard. Slaven daarentegen werden gezien als bezit en kwamen in deze verdeling onder mensen niet eens voor. Een ander prominent kenmerk van de Lex vormt het zweren met eedhelpers in gevallen van beschuldiging. Hierbij komt ook naar voren dat het woord van een edelman meer waard was dan dat van een vrije boer en natuurlijk ook van een horige. Edellieden hoefden bij een geschil minder standgenoten te vinden die instonden voor hun goede naam dan vrije lieden, die weer minder eedhelpers nodig hadden dan horigen. Van de egalitaire Friese samenleving in de vroege middeleeuwen waarover wel eens gefilosofeerd wordt, is dan ook geenszins sprake. Er waren wel degelijk grote verschillen in rechten, plichten en sociale positie. Ook in de vroege middeleeuwen al.

De artikelen in de Lex Frisionum hebben voornamelijk betrekkingFrisia op geweldsmisdrijven, en zijn zeer gedetailleerd. De beschreven situaties kwamen schijnbaar regelmatig voor, hetgeen specificering noodzakelijk en nuttig maakte. Bijna alle misdrijven waren af te kopen door het betalen van boetes, een uitzondering hierop was het onteren of beschadigen van heiligdommen. Hierop volgde onverbiddelijk de dood door verdrinking op het strand, waarbij de ongelukkige vastgebonden aan een paal verdronk door de opkomende vloed en zodoende geofferd werd aan de goden. Hiervóór dienden echter nog zijn oren afgesneden te worden en werd hij tevens gecastreerd. Naast deze weliswaar gruwelijke uitzondering valt toch op hoe weinig lijfstraffen werden voorgeschreven, zeker in vergelijking met het Mediterrane recht dat later in de loop van de middeleeuwen aan terrein won in Noordwest-Europa.

Zo kon ook voor het inslaan van iemands schedel geboet worden door het voldoen van een som geld, de boete liep op al naar gelang de wond ernstiger was. Zo zijn er aparte boetes vermeld voor wanneer de schedel zichtbaar is na de slag, voor wanneer de schedel doorboord is, voor wanneer het hersenvlies zichtbaar is en voor wanneer ook dit beschadigd is. Frankish_gold_Tremissis_issued_by_minter_Madelinus_Dorestad_the_Netherlands_mid_600sEen intrigerend artikel wordt vermeld door Wlemar, één van de asega’s of wetskenners die in de Lex Frisionum opgevoerd worden. Hij vermeldt dat wanneer er uit de wond stukken bot naar buiten treden van zulke grootte dat, als ze op een schild geworpen worden, een man op afstand van twaalf voet dit horen kan, dan moeten voor één stuk bot driemaal vier solidi (gouden munten) geboet worden, voor een volgend stuk driemaal twee solidi, en voor een derde stuk driemaal één solidus. Er staat niet bij vermeld of het ongelukkige slachtoffer in deze situatie nog lang van zijn geïnde vergoeding zou kunnen genieten of dat hij de stukken van zijn schedeldak op het schild mee naar huis mocht nemen. Waarschijnlijk geen van tweeën.

Wouter van Dijk

[1] Voor deze tekst is de versie van de Lex Frisionum gebruikt zoals die afgedrukt staat in L. van der Tuuk, De Friezen. De vroegste geschiedenis van het Nederlandse kustgebied (Utrecht 2014).