De vuist van de vakbond. Een recente geschiedenis, Menno Tamminga
De Bezige Bij, Amsterdam 2017
ISBN: 978 90 234 5005 4
Paperback, met bibliografie, tijdslijn en register
256 pagina’s
€ 22,99
Twintig jaar FNV-geschiedenis
Vakbonden zijn niet ‘hip’ tegenwoordig. Ze kampen, terecht of onterecht, met het imago van achterhaalde, uit de tijd zijnde clubs waarvan vooral oudere mannen nog lid zijn. De hoogtijdagen van de vakbonden liggen immers in de decennia dat het kostwinnersmodel nog onomstreden was op de Nederlandse arbeidsmarkt. Al jaren kampt ook de grootste vakcentrale waarin tal van bonden verenigd zijn, de Federatie Nederlandse Vakverenigingen (FNV) met een teruglopend ledental. Naarstig wordt er gezocht naar manieren om deze tendens om te keren en gezocht naar oorzaken van deze verminderde de belangstelling van werkenden voor ‘de bond’. Potentiële leden zijn er immers genoeg. Ondanks de opmars van het ZZP-bestaan werkt nog steeds een overgrote meerderheid van de Nederlanders in loondienst. Ook in Tamminga’s boek, dat de geschiedenis van de FNV over de afgelopen twintig jaar beschrijft, is de gestaag kleiner wordende slagkracht van de organisatie een rode draad.
In de twintig jaar geschiedenis die Tamminga onder de loep neemt spelen enkele thema’s een hoofdrol. Een daarvan is de verhouding tussen enerzijds het bestuur van de vakcentrale en vakbonden en anderzijds de leden, die vaak een activistischer koers willen varen dan de mensen aan de top. Dat is echter altijd al zo geweest. Merkbaar is wel dat deze houding uiteindelijk weerklank vond in de koers van de FNV, die ten opzichte van de jaren negentig waarmee het boek begint, hoe langer hoe uitgesprokener wordt. Kenmerkend is daarbij de opkomst van SP-leden die in de geledingen van de bond de plaats innemen van PvdA’ers. De rol van de FNV als hoeder van verworven rechten voor werknemers komt uitgebreid aan bod in de politiek van de jaren 2000 tot nu. Dat is toch vooral een relaas van redden wat er te redden valt en de schade beperkt houden in de steeds rechtser wordende politieke arena. Toch blijkt de vakbeweging niet zomaar afgeschreven te kunnen worden, zeker wanneer zij tegen alle verwachtingen in in 2004 honderdduizenden mensen weet te mobiliseren om te protesteren tegen de pensioenplannen van het tweede kabinet Balkenende.
Een andere belangrijke episode in het boek behelst de ‘veramerikanisering’ van het vakbondsbedrijf met het zogenaamde ‘organising’, zoals in de schoonmaakbranche. Het is een poging weer meer en zichtbaarder op de werkvloer aanwezig te zijn en leden te werven die op de eerste plaats actief zijn. Ook het debacle met de pensioenen van de havenwerkers passeert uitgebreid de revue. Het zijn, naast de ingewikkelde verwikkelingen omtrent het pensioenakkoord in 2011 en de organisatorische vernieuwingen van de bond van de laatste jaren, de meest ingrijpende gebeurtenissen van de afgelopen jaren geweest.
Aan het eind van het boek doet Tamminga een aantal suggesties om de vakbond uit het slop te trekken. Een daarvan is het vergroten van de voordelen van een lidmaatschap. Even simpel als doeltreffend als in feite niet meer dan logisch. Een belangrijke reden van het teruglopende ledenaantal is even simpel als ontluisterend; de positie van de Nederlandse werknemer is blijkbaar te goed. Na decennia van strijd die tot resultaat steeds betere primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden had, evenals sociale verzekeringen die wettelijk geregeld werden, zijn de man en vrouw in loondienst in slaap gesukkeld met het idee dat de behaalde doelen eeuwig en onomkeerbaar zouden zijn. Dat is natuurlijk niet het geval, maar het ziet ernaar uit dat de werker daar pas door schade en schande achter gaat komen wanneer zijn en haar rechtspositie weer tot de grond toe afgebroken is onder het mom van (internationale) concurrentie, efficiëntie en kostenbesparingen. Het is een van de redenen van de teloorgang van de sociaaldemocratie, maar wat dat betreft is de positie van de vakbeweging helderder; men ziet er simpelweg het nut niet meer van in. Logische conclusie is dan dat men dat nut waarschijnlijk wel weer gaat inzien wanneer de meeste verworvenheden stap voor stap zijn teruggedraaid. Al is het dan te laat en kan men opnieuw beginnen de financiële koek wat eerlijker verdeeld te krijgen. Dit boek van Tamminga kan misschien wat aan die bewustwording bijdragen, al is het de vraag of dat daadwerkelijk het geval zal zijn. Ook Piketty’s werk over steeds sneller groeiende ongelijkheid dat in 2013 insloeg als een bom is inmiddels nagenoeg weer uit de gedachten van de mensen en het maatschappelijk debat verdwenen. En ondertussen stemmen we in verkiezingstijd braaf op de VVD als er weer geroepen wordt over de noodzaak tot meer ‘veiligheid’ vanwege de terroristische dreiging. De kans dat u overlijdt als gevolg van een ongeluk is nog steeds vele malen groter dan vanwege terroristisch geweld, zeker als u straks tot uw 75e moet werken voor een karig bestaan en de ziekenzorg naar goed Amerikaans voorbeeld onbetaalbaar is gemaakt voor wie niet werd geboren met een zilveren lepel in de mond.
Wouter van Dijk