De zeven levens van Rome. Een cultuurgeschiedenis van de Eeuwige Stad, Robert Hughes
(vertaald door Marijke Overpelt, oorspronkelijke titel Rome, A Cultural, Visual, And Personal History)
Uitgeverij Balans | Amsterdam 2011
ISBN 978 94 600 3184 7
Paperback met zwart-wit- en kleurenillustraties, bibliografie, illustratieverantwoording en index
511 pagina’s
€ 29,95
De zeven levens van Rome
De zevens levens van Rome belooft volgens de ondertitel een cultuurgeschiedenis van de Eeuwige Stad. De uitgever heeft er voor de Nederlandse vertaling gekozen met de titel De zeven levens van Rome te verwijzen naar de zeven heuvels van de stad. Je hoeft als lezer dan ook niet te verwachten dat het werk is onderverdeeld in zeven perioden. De oorspronkelijke hoofdtitel is in het Engels immers alleen Rome.
Rome heeft ruim zevenentwintig eeuwen gefungeerd als centrum voor een veelvoud aan intellectuelen, kunstenaars, machthebbers en pausen. Hierdoor is de stad een groot openluchtmuseum geworden vol met monumenten en kunstwerken. Hoewel een complete cultuurgeschiedenis van deze stad met de rijke historie haast onmogelijk is, slaagt Robert Hughes er toch grotendeels in. Hij behandelt in het boek de geschiedenis van de stad vanaf het ontstaan van de stad, de ontwikkelingen ten tijde van het machtige Romeinse Rijk, het centrum van de christelijke wereld sinds de kerstening, de stad der pausen en later de veranderingen van de stad als hoofdstad van het negentiende-eeuwse verenigd Italië. Zo doorloopt hij de zevenentwintig eeuwen van een stad gebouwd op zeven heuvels.
Robert Hughes (1938-2012) was een Australische historicus en kunstcriticus die bekend werd met zijn epos The Fatal Shore (De fatale kust), een lijvige werk over de ontstaansgeschiedenis van Australië. Hughes studeerde kunst en architectuur aan de Universiteit van Sydney en werkte lange tijd als kunstcriticus voor onder andere The Sunday Times, The Spectator, The Daily Telegraph en The Observer.
In De zeven levens van Rome doorloopt Hughes in – soms iets te grote – sprongen de geschiedenis van de wereldstad. Met name de vroege geschiedenis tot de renaissance wordt wat minder uitgebreid behandeld. Zo belandt de lezer na het lezen van circa tweehonderd pagina’s al bij het hoofdstuk over de Renaissance. Dit betekent dat de gloriedagen van het Romeinse Rijk en Rome als hoofdstad van een wereldrijk redelijk kort behandeld worden. Voor de eerste tweeëntwintig eeuwen zijn circa tweehonderdpagina’s gereserveerd, de rest van het boek gaat over de laatste vijf eeuwen. Dat is ook niet zo verwonderlijk, gezien de uitgebreide kunstkennis die de auteur heeft en die hij met name kan verwerken in de hoofdstukken over de renaissance en de barok. Helaas struikelt de lezer over een aantal fouten die Hughes maakt in zijn beschrijvingen over de Oudheid, classica Mary Beard haalt hier ook naar uit in een recensie die zij schrijft voor The Guardian. Als fouten van dit kaliber zouden worden gemaakt in een historische studie over de 20ste eeuw, dan zou zo'n boek met de grond gelijk worden gemaakt, betoogt Beard niet ten onrechte. Gelukkig zijn een groot deel van zijn blunders hersteld in de Nederlandse vertaling, maar niet allemaal. Een van de fouten is dat Hughes de bouw van het Colosseum toeschrijft aan keizer Nero, terwijl de bouw werd geïnitieerd door de Flavische keizers (Titus Flavius Vespasianus (9-79) die regeerde van 69 tot 79, Titus (39-81) die tussen 79 en 81 regeerde en Titus Flavius Domitianus (51-96) die regeerde van 81 tot 96, voor meer informatie Keizers van het Colosseum. Vespasianus, Titus en Domitianus, Anton van Hooff).
Wat wel sterk is aan de publicatie is dat Hughes de cultuurgeschiedenis in perspectief brengt met de ontwikkelingen op het gebied van kunst, architectuur, politiek en religie. Daarbij legt Hughes ook dwarsverbanden. Zo kun je volgens de auteur niet over het Rome van nu praten zonder dat van de renaissance, middeleeuwen en oudheid in ogenschouw te nemen. Ook schuwt Hughes er niet voor om door stereotypen heen te prikken, zo wordt ook de mindere kant van ‘de stad van marmer’ onthuld: een drukke, vieze en stinkende chaos.
Hughes gedraagt zich in zijn epiloog als een cultuurpessimist en hoewel ik als cultuurliefhebber enorm geniet van de rijkdom van de eeuwige stad, kan ik me na een aantal weken te hebben doorgebracht in Rome goed vinden in zijn observaties. Zo gaat Rome volgens Hughes kapot aan auto’s en toerisme. Daarbij is het bekijken van het plafond in de Sixtijnse kapel te midden van de hordes lawaaierige bezoekers een onmogelijke beproeving. En tot overmaat van ramp is er geen Italiaan die dit erg vindt.
“De meeste Italianen zijn artistieke analfabeten. Dat zijn de meeste mensen, waar dan ook; waarom zouden Italianen anders zijn? Hoewel ze ooit pretendeerden dat ze het niet waren, doen de meesten daar vandaag de dag niet eens meer hun best voor. Ze zien het verleden als een rendabel blok aan het been.” (p. 486)
Al met al biedt De zeven levens van Rome een bijzondere fraaie compilatie van cultuurhistorische wetenswaardigheden van de Eeuwige Stad. De lezer kan genieten van de schrijfstijl van Hughes, met passie deelt hij zijn kennis over allerhande kunstenaars die naar Rome trokken, hun stijlen en de bijzondere gebouwen die nog steeds in de stad te vinden zijn. Echter, er dient wel met een kritische blik naar het werk gekeken te worden. Het boek biedt namelijk geen complete cultuurgeschiedenis van Rome en Hughes mening over bepaalde zaken schemert ook regelmatig door in zijn uitgebreide beschrijvingen en betogen.
Vera Weterings