Dubbelrecensie Is daar iemand? & Je hebt wél iets te verbergen

Recensent: Wouter van Dijk

Is daar iemand? Hoe de smartphone ons leven beheerst, Wouter van Noort

Thomas Rap, Amsterdam 2017
ISBN 978-90-004-0733-6

Paperback
224 pagina’s
€ 16,99

Je hebt wél iets te verbergen. Over het levensbelang van privacy, Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis

De Correspondent, z.p. 2016 ISBN 978-90-825-2032-3

Paperback
223 pagina’s
€ 18,00

 

Data-dystopieën

De digitale samenleving
We zijn steeds meer online. We regelen tegenwoordig bijna alles via het internet. Boodschappen doen, bankieren, vakanties boeken, etc. Allemaal heel handig, maar er zit ook een schaduwzijde aan dat steeds verdergaande gebruik van het internet als onmisbare schakel in het dagelijkse bestaan. Die schaduwkant is het onderwerp van Is daar iemand? van NRC-journalist Wouter van Noort en Je hebt wél iets te verbergen van Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis, onderzoeksjournalisten bij De Correspondent. Van Noort richt zich in zijn boek hoofdzakelijk op het obsessieve gebruik van de smartphone door veel mensen en wat hiervan de gevolgen zijn. Martijn en Tokmetzis zochten uit in welke mate de steeds groter wordende bulk van digitale data een bedreiging vormt voor ons als burger. Voor beide boeken spraken de auteurs met tal van onderzoekers, denkers en technici die zich op verschillende manieren met digitale technologie bezighouden. Hun bevindingen zijn bepaald somber en vertonen veel overeenkomsten, een gezamenlijke bespreking lag daardoor voor de hand. Wat uit de onderzoeksresultaten uit beide boeken blijkt, is dat huidige digitalisering van onze maatschappij grote nadelen kent. Zowel op het vlak van de individuele gezondheid van mensen als op het gebied van collectieve burgerrechten vinden negatieve ontwikkelingen plaats.

Gevolgen voor de gezondheid
Om te beginnen de smartphone; Van Noort brengt in kaart in hoeverre dit computertje met mogelijkheid tot telefoneren ons dagelijks leven beheerst. Vanaf de introductie van de eerste iPhone in 2007 heeft de smartphone een stormachtig bestaan gekend, en is na tien jaar niet meer weg te denken uit het straatbeeld. Het apparaat slokt inmiddels gemiddeld een paar uur per dag op van de gebruiker en is daarmee alleszins verslavend te noemen. Waar komt dit door? Een belangrijke reden daarvoor - zo niet de belangrijkste - die Van Noort ons geeft, vormen de netwerken waarmee de telefoon ons verbindt. Met de mobiel op zak kun je vierentwintig uur per dag online zijn, actief zijn op netwerksites als Facebook, LinkedIn, Twitter, Instagram, Snapchat, en ga zo maar door. Wanneer gemopperd wordt op het vele smartphonegebruik wordt als verdediging vaak de vergelijking gemaakt met mensen die verzonken zijn in hun krant, maar die gaat niet op. Een krant kun je immers uitlezen en leg je vervolgens weg, met apps op je smartphone als Facebook en Instagram ben je nooit ‘klaar’.

Daarbij werkt de smartphone sociaal gedrag tegen. Onderzoek dat Van Noort aanhaalt in zijn boek toont aan dat mensen en kinderen minder empathisch worden door het vele smartphonegebruik. Dit heeft voornamelijk te maken met het feit dat digitale contacten in hoge mate fysieke contacten vervangen. Fysiek contact, al is het maar een hand geven, verhoogt het geluksgevoel door de aanmaak van zogenaamde verbindingshormonen. Hoe minder van dit hormoon, hoe minder empathisch we zijn. Onderzoek op een Britse school liet zien dat kinderen van twaalf jaar die zich veel met hun smartphone bezighielden, nog steeds vergelijkbaar egoïstisch en kinderachtig gedrag van kinderen van negen jaar vertoonden. Ze waren dit stadium nog niet ontgroeid, met andere woorden; overmatig gebruik van digitale middelen die fysieke contacten in de weg staan, remt de menselijke ontwikkeling.

Een ander kenmerk van smartphonegebruik; het constante multitasken dat het apparaat met zich meebrengt. Talloze onderzoeken tonen aan dat de mens dit niet kan, dat je efficiëntie keldert wanneer je meerdere taken tegelijkertijd uitvoert, tenzij ze in hoge mate routinematig zijn zoals ademen. Je kunt dus wel twee dingen tegelijk, maar dan allebei slecht, in plaats van één ding goed. Daarbij verkeer je geestelijk constant in een niemandsland tussen concentratie en dagdromen, de twee standen waartussen je brein kan wisselen. De concentratiemodus gebruik je normaliter om taken uit te voeren. Het dagdromen is goed voor je creativiteit. Het is niet voor niets dat mensen vaak de beste ideeën op de meest vreemde plaatsen krijgen, onder de douche bijvoorbeeld wanneer je even nergens mee bezig bent. Dit niemandsland is geestelijk onbevredigend en ook nog slecht voor je, het is namelijk slecht voor je concentratie én voor je creativiteit. Je vertoeft er echter steeds vaker, vanwege de verslavende werking van veel smartphone-apps. Deze worden namelijk bewust verslavend gemaakt, in feite met dezelfde principes als de manier waarop gokautomaten werken, alleen is nu de handeling het scrollen langs je tijdlijn, in plaats van de hendel van de éénarmige bandiet een zwieper geven. Je komt in een gedachteloze machinezone waarbij je zo weer drie kwartier onboeiende berichten en pagina’s hebt rondgesurfd. Klinkt bekend? Over dit aanzetten tot verslaving zijn de multinationals achter de apps echter heel open, er worden in Silicon Valley en elders zelfs hele congressen gewijd aan de vraag hoe mensen het best verslaafd gemaakt kunnen worden, alleen noemt men het dan ‘gewoontevorming’.

Een verziekte samenleving
En dat zijn alleen nog maar de persoonlijke problemen die de smartphone kan opleveren. Een ander minpunt van de digitale revolutie, dat niet alleen aan smartphones te koppelen is, is de monopoliepositie van de, veelal Amerikaanse, internetgiganten. Wat te denken van digitale reuzen als Facebook, dat als nieuwsmedium inmiddels zo machtig is dat wanneer hele volksstammen geloven wat voor ongecontroleerd onzinnieuws er op het platform verschijnt, dit daadwerkelijk politiek van invloed is. Nepnieuws is van alle tijden, maar was nog nooit zo invloedrijk.

Digitale markten zijn bijna allemaal monopolies. Een handjevol Amerikaanse technologiebedrijven zwaait er de scepter; Facebook, Twitter, Google, Uber, Airbnb. Dit leidt tot slechte arbeidsvoorwaarden voor mensen die ervoor kiezen voor zo’n bedrijf te werken. Inderdaad, kiezen, tot het moment dat andere werkgevers hun voorbeeld volgen en de gehanteerde werkwijze norm wordt in plaats van uitzondering. In Amerika zijn arbeidsvoorwaarden niet zo goed geregeld als hier en waar ongebreideld kapitalisme de norm is, is een race to the bottom meestal het gevolg. Een voorbeeld is de inwisselbaarheid van koeriers (Foodora, Deliveroo, Uber) en chauffeurs (Uber). Bij zulke bedrijven is geen enkele sprake van werkgeverschap. Werknemers werken voor stukloon, per gemaakte rit en zijn individueel inwisselbaar en kwetsbaar. In sommige gevallen krijgen ze orders van een app, die bijhoudt hoe snel ze te werk gaan. Een algoritme bepaalt of je te langzaam bent in het geval van koeriers, of dat je rating te laag is en je geen ritjes meer krijgt toegewezen wanneer je te vaak een ritje geweigerd hebt te rijden bij Uber. Werknemers zijn niet verzekerd en gebruiken hun eigen spullen, ze zijn immers niet in dienst bij het bedrijf maar werken als ‘zelfstandigen’. Gevolg is dat in die heerlijke vrijheid die je hebt als chauffeur bij Uber je gedwongen wordt op elk moment van de dag op te springen omdat het algoritme anders bepaalt dat je score te laag is geworden en je geen werk meer krijgt. Koeriers rijden zich uit de naad omdat ze niet boven de gemiddelde bezorgtijd willen uitkomen waaraan wordt afgemeten of ze nog diensten toebedeeld krijgen. Het gevolg is een nog lager bezorgtijdgemiddelde en nog sneller werken. De solidariteit waarop onze samenleving is gebouwd, wordt ondermijnd door dit soort ‘werkgevers’. Willen we dit?

Privacy
Ondertussen is Google bezig met een samenwerking met een farmaceut om straks met behulp van biosensoren en elektroden niet alleen data over jou en je gedrag te verzamelen, maar ook over en ín je lichaam. Erg handig, omdat ze zo misschien wel toekomstige gezondheidsproblemen kunnen opsporen en eerder ziektes op het spoor komen. Misschien minder prettig wanneer Google besluit ook deze gegevens te verkopen aan geïnteresseerden, zoals ziektekostenverzekeraars, die vervolgens een ziektekostenverzekering voor jou onbetaalbaar maken vanwege hun kennis van deze gegevens. Ondertussen zijn er ook al armbanden in omloop die de hartslag en het calorieverbruik meten van mensen die joggen. Misschien krijgen die mensen straks wel korting op hun verzekering omdat ze gezond leven, of wordt straks de verzekering duurder als jij weigert zo’n armband te dragen of zin hebt om af en toe een vette hap te eten?

Goed, dit is een toekomstbeeld maar ondertussen wordt er al driftig inbreuk gemaakt op je privacy. Iets wat iedereen eigenlijk wel weet, maar waar liever niemand te lang bij stilstaat. Tokmetzis en Martijn gingen eens na wat er op het internet precies gebeurt wanneer je een website bezoekt en daar werden ze, om maar even met Rob Geus te spreken, niet vrolijk van. Zodra je een site opent, vliegen de cookies je om de oren. Ze nestelen zich in je browser of op je smartphone. Er vinden geleid door algoritmes biedingen plaats tussen verschillende partijen die strijden om het recht om een advertentie in de app op jouw toestel te plaatsen. Je volledige gedrag op internet wordt gevolgd en geanalyseerd, alles met als doel jou de best gepersonaliseerde advertenties voor te schotelen zodat je iets koopt. Daar houden we niet van, en dat heeft alles te maken met de context waarin allerlei van deze privégegevens van je worden afgesnoept. Omdat het om persoonlijke informatie gaat, hebben we hoge verwachtingen van de privacy en die verwachting wordt vervolgens geschaad. Dat is ook de reden dat we minder moeite hebben met privacyschending in de openbare ruimte op bijvoorbeeld een vliegveld. Het gaat om de context, aldus filosofe Helen Nissenbaum, die Tokmetzis en Martijn voor hun onderzoek raadpleegden.

Het beangstigende is dat ook de websites die de cookies plaatsen en de informatie die ze hiermee verzamelen doorverkopen aan andere partijen, niet weten welke partijen uiteindelijk allemaal de informatie in handen krijgen die zij aanvankelijk over jouw surfgedrag en gebruikersinstellingen verzamelden. En dat zijn dan alleen nog de legale privacyschendingen. De Correspondent-journalisten doken ook onder in de wereld van het hacken, waarbij het hier volstaat te melden dat kinderlijk eenvoudig allerlei apparaten gehackt kunnen worden, van computers tot je keukenapparatuur die is aangesloten op het ‘internet of things’.

Dan de overheid, die toch als hoeder van onze privacywetgeving en beschermer van de burger het goede voorbeeld zou moeten geven. Niets blijkt echter minder waar. Martijn en Tokmetzis probeerden met een team van specialisten een overzicht van datastromen in overheidsland te creëren. Tevergeefs, zo blijkt. Het lukte overigens ook minister Van der Steur zelf niet toen hem door de Kamer eind 2014 werd gevraagd een overzicht te geven van de datastromen die de overheid al verzameld. In deze koppelingen van databases en applicaties wordt nergens een duidelijk beheer gevoerd, informatie stroomt van de ene applicatie naar de andere zonder enige regie. Deze datakluwen werd al in 2011 gesignaleerd in het rapport iOverheid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR):

Het politiek enthousiasme voor nieuwe applicaties en koppelingen van systemen en informatiestromen gaat hand in hand met argumenten als het vergroten van de veiligheid en verhogen van effectiviteit en efficiëntie. Die waarden zorgen, gecombineerd met het probleemoplossende ‘imago’ van ICT, als het waren voor zichzelf: per maatregel (een systeem, een koppeling) blijken ze in de regel zwaarder te wegen dan waarden als transparantie, privacy, keuzevrijheid of accountability.”

Een schrijnend voorbeeld van de impact die eindeloze datakoppeling tot gevolg kan hebben is het geval van de zakenman Ron Kowsoleea. Hij werd gedurende vijftien jaar regelmatig ten onrechte gearresteerd en lastiggevallen omdat een crimineel onder zijn naam misdrijven beging. Telkens wanneer het misverstand opgehelderd was en de gegevens in de door de overheidsinstantie gebruikte database aangepast waren, werden deze gegevens door synchronisatie van databases overschreven door foute gegevens uit andere databases. Kafka zou er nog een puntje aan kunnen zuigen.

Dictatuur
Het schrikbeeld van dit ongebreidelde gebruik van data is natuurlijk een totalitaire staat die álles van je weet. In Singapore is de overheid hard op weg om Big Data in te gaan zetten om onwelgevallige geluiden uit de maatschappij uit te bannen. Een moderne technologische politiestaat a la George Orwells 1984 lijkt daar te ontkiemen. Het slaapwandelgedrag met de smartphone in de Westerse wereld lijkt daarentegen juist veel meer op de Brave New World van Aldous Huxley, een op het oog gelukzalige maatschappij waarin iedereen bezadigd en tevreden is. In werkelijkheid echter eigenlijk nog een graadje erger dan de toestand in Orwells Oceanië omdat in deze Heerlijke Nieuwe Wereld de mensen niet eens meer doorhebben hoe hun hele leven van bovenaf gestuurd wordt en ze in feite willoze slaven geworden zijn. Goed, dit is misschien een tikkeltje overdreven wanneer je de huidige situatie in ogenschouw neemt, maar de gevolgen van het overmatige en zeer verslavende smartphonegebruik én het schijnbaar grenzeloze geloof in de onfeilbaarheid van data zijn bepaald zorgelijk te noemen. Ons datatijdperk heeft inmiddels ook al zijn eigen dystopische roman opgeleverd; The Circle van Dave Eggers (2013), gebaseerd op het functioneren van bedrijven als Facebook en Google.

Er lijkt een verschuiving in het wereldbeeld aan het ontstaan te zijn, aldus Van Noort, van een situatie waarin eerst goden de bron van alle waarheid waren. Met de opkomst van het Humanisme in de Renaissance nam de mens die centrale positie als hoogste autoriteit over. Nu begint het er echter op te lijken dat data die rol van de mens gaat overnemen. Want zijn data immers niet objectief en daarmee per definitie onpartijdig? Het antwoord is nee, want ook algoritmes zijn door mensen gemaakt, en ook algoritmes maken foute inschattingen, vergroten verschillen onterecht uit en berekenen kansen die niets met de werkelijkheid te maken hoeven hebben. Toch wordt het gebruik van Big Data veelal gepropageerd als ultieme bron van harde feiten, van de waarheid. In Amerika worden dergelijke datasets al gebruikt als basis voor veroordelingen van verdachten! De kans op recidive wordt door een computer berekend, deze kans neemt de rechter mee in de afweging van de strafmaat die hij of zij oplegt. Of anders gezegd, een hypothetische kansberekening bepaalt hoe lang je achter de tralies verdwijnt! In Nederland is het nog niet zover, maar ook hier nemen het geloof in Big Data en het gebruik van algoritmes steeds groteskere vormen aan.

Een rol voor de archivaris?
Is hier nog iets aan te doen of glijden we af naar een datadictatuur? Tokmetzis en Martijn zijn uitgesproken somber geworden na hun zoektocht. Zij pleiten voor een radicaal andere benadering van privacy en bescherming van persoonsgegevens. Een voorbeeld hierbij zou het klimaatdebat kunnen zijn, de roep om klimaatverandering tegen te gaan wordt inmiddels breed gedragen en heeft zo een wereldwijde beleidsverandering tot gevolg gehad. Een vergelijkbare bewustwording zou moeten plaatsvinden van het belang van privacy en de burgerrechten die daarmee verbonden zijn. De archivaris kan daarbij zijn of haar steentje bijdragen door actief te werken aan het vindbaar maken en houden van informatie zodat recht- en bewijszoekende burgers hiervan gebruik kunnen maken. Overheden kunnen er niet vaak genoeg op gewezen worden dat hun informatiebeheer op orde moet zijn, en moeten ook geadviseerd worden hoe dit te doen. Informatie moet actief beheerd worden en openbaarheid van de gebruiksdoeleinden van die informatie moet zo veel mogelijk betracht worden. Bescherming van de privacy en van de persoonlijke levenssfeer moeten gewaarborgd zijn, zo blijkt uit de wet en onze ethische beroepscode, laten we ons daar als archivarissen hard voor maken. Het controleerbaar maken van het overheidshandelen is in deze tijden van Big Data en ketenarchivering belangrijker, en lastiger, dan ooit. Niet zozeer vanwege juridische of bestuurlijke belemmeringen, maar vanwege de vele koppen van het informatiemonster. Archivarissen hebben een belangrijke rol in het temmen van dat beest.

Wouter van Dijk

Deze recensie verscheen eerder in het Archievenblad