Piet Kramer, Sebas Baggelaar en Pim van Schaik

Recensent: Wouter van Dijk

Piet Kramer. Bruggenbouwer van de Amsterdamse School, Sebas Baggelaar en Pim van Schaik

Stokerkade cultuurhistorische uitgeverij, Amsterdam 2016
ISBN 9789079156313

Gebonden, met illustraties in kleur en zwart-wit en bronnen- en literatuuropgave
256 pagina’s
€ 24,50

De Amsterdamse Schoolbruggen van Piet Kramer in hun volle glorie

Piet Kramer (1881-1961) was naast Michel de Klerk (1884-1921) en Joan Melchior van der Meij (1878-1949) een van de belangrijkste exponenten van de expressionistische architectuur- en kunststroming Amsterdamse School. Zo ontwierp hij samen met hen  het Scheepvaarthuis, nu een van dé voorbeelden van Amsterdamse Schoolarchitectuur. Over deze stroming schreven we hier eerder al verschillende keren. Hoewel ook Kramer net als De Klerk en Van der Meij niet eenkennig was wat betreft zijn ontwerpactiviteiten, hij ontwierp naast bruggen ook interieurs, gebouwen en grafisch werk, heeft hij in de literatuur toch niet dezelfde aandacht gekregen als de andere twee heren die net als hij hun carrière begonnen op het ontwerpbureau van Eduard Cuypers in Amsterdam. Dit ondanks het feit dat hij zowel De Klerk als Van der Meij ruimschoots overleefde. De auteurs hebben daar door middel van dit boek met verve wat aan gedaan.

Hoogtepunt in Kramers carrière was zijn ontwerp van De Bijenkorf in Den Haag, die in 1926 werd geopend. Daarna verdween de stroming geleidelijk naar de achtergrond en was men niet langer geïnteresseerd in ontwerpen in deze stijl. Kramer zou uiteindelijk dé ontwerper van bruggen in Amsterdamse Schoolstijl worden. Debet daaraan was zijn aanstelling bij de Dienst Publieke Werken van de gemeente Amsterdam vanaf 1911. Zijn belangrijkste vorming had hij toen al achter de rug. Vanaf 1900 was hij werkzaam geweest op Cuypers’ bureau, waar hij ook de eerder genoemde Van der Meij ontmoette. De Klerk was eveneens werkzaam bij Cuypers, maar hem kende Kramer al van de avondopleiding die beide als tiener gevolgd hadden aan de Industrieschool van de Maatschappij voor de Werkenden Stand.

Dit lijvige boek dat Sebas Baggelaar en Pim van Schaik aan Piet Kramer hebben gewijd is bovenal gericht op zijn activiteiten als ontwerper van bruggen. Wel is er natuurlijk ook aandacht voor de persoon van de architect, en worden beknopt zijn jeugd en vormende jaren beschreven. Het boek is zowel chronologisch als thematisch opgebouwd, zo wordt er naast een samenvatting van Kramers loopbaan aan het begin van het boek een min of meer chronologisch overzicht van Kramers carrière in de verschillende hoofdstukken gegeven. Daarnaast zijn de hoofdstukken verdeeld in thematische secties, die bijvoorbeeld specifieke soorten bruggen behandelen zoals beweegbare bruggen, de bruggen in het Amsterdamse bos of het smeedwerk aan en op bruggen.

Nadat Kramer, met korte onderbrekingen, van 1900 tot 1911 in dienst geweest was bij Cuypers, waar hij onderdeel werd van de groep kunstenaars, ontwerpers en architecten die later de Amsterdamse School op de kaart zouden zetten, verkreeg hij een deeltijdaanstelling bij de Dienst Publieke Werken van de gemeente Amsterdam. Daarnaast bleef hij als zelfstandig architect en ontwerper werkzaam. Ook was hij actief bij het blad Wendingen, waarvan hij vanaf de oprichting in 1918 zeven jaar redacteur was. Aan zijn aanstelling bij Publieke Werken zou Kramer echter zijn faam als bruggenbouwer gaan danken.

Aanvankelijk begon Kramer zijn werkzaamheden bij de gemeente Amsterdam als assistent van Joan van der Meij, die als esthetisch adviseur voor de gemeente werkte. De groei van het economisch en dagelijks verkeer in en om de stad aan het begin van de twintigste eeuw had grote gevolgen voor de oude binnenstad. Vanwege de steeds grotere schepen en opkomst van de auto’s moesten naast wegen en waterwegen ook bruggen aangepast worden. Die moesten zowel verbreed als vergroot worden. Het ontwerpen van nieuwe bruggen in en om de stad werd Kramers voornaamste bezigheid in gemeentelijke dienst. Net als veel andere Amsterdamse Schoolontwerpen, had Kramer een fantastische fantasie. Vooral in zijn beginjaren bij de gemeente ontwierp hij de meest futuristische bruggen, waarbij dan als volmaakt Gesamtkunstwerk de directe omgeving van de brug ook werd meegenomen in het totaalontwerp van brugdek en gebouwen. Veel van deze ontwerpen verdwenen echter helaas onuitgevoerd in de ladekast. Kramer kreeg de kans veel nieuwe bruggen te ontwerpen vanwege de stadsuitbreiding die in de periode waarin hij werkzaam was, volop nieuwe kansen bood. Zo dienden er voor het Plan Zuid, uitgevoerd tussen 1917 en 1925 en ontworpen door Berlage, veel nieuwe bruggen gebouwd te worden. Kramer was in veel gevallen het brein achter de nieuwe bruggen.

Bij aanpassingen aan bestaande bruggen of het ontwerpen van nieuwe bruggen in de binnenstad kreeg Kramer minder creatieve ruimte, daar diende de brug geen contrast te vormen met de omliggende oud-stedelijke bebouwing. De meeste vrijheid daarentegen, ervoer Kramer bij het ontwerp van de bruggen in het Amsterdamse bos, waar hij tekende voor maar liefst 78 bruggen, groot en klein. Vanaf 1934 werd dit natuurgebied voor de Amsterdammers aangelegd en Kramer had hier de mogelijkheid om zijn creativiteit de vrije loop te laten. Zowel in kleur als vorm zijn er de meest bijzondere ontwerpen te zien. Tot zijn pensioen in 1952 zou hij voor de gemeente bruggen blijven ontwerpen. Na een kort ziekbed overleed Kramer in 1961.

Baggelaar en Van Schaik hebben met dit boek de status van Kramer als dé brugontwerper van de Amsterdamse School definitief gevestigd. De auteurs hebben daarnaast bijgedragen aan weer een stukje waardering en geschiedschrijving van de bijzondere stijl van de Amsterdamse School. Dat valt zeer te prijzen. De vele prachtige foto’s in het boek zorgen ervoor dat de bijzondere ontwerpen van Kramer goed tot hun recht komen voor de lezer. Daarbij is er recent een vervolg op deze mooie uitgave gekomen in de vorm van een boek over de Dienst Publieke Werken van de gemeente Amsterdam. Daarover misschien binnenkort meer op deze plaats.

Wouter van Dijk