Recensent: Vera Weterings
Sterven in stijl. Leven met de dood in de klassieke oudheid, Anton van Hooff
Ambo Anthos, Amsterdam 2015
ISBN 978 90 263 3199 2
Paperback , met appendices, notenapparaat, literatuur, illustratieverantwoording en register
286 pagina’s
€ 22,99
Sterven in stijl
“Het meest schrikwekkende van alle kwaden, de dood, is dan ook niet iets dat ons aangaat, want als wij zijn, is de dood niet, en als de dood is, zijn wij niet meer.”
Epikouris in de Brief aan Menoikeus (125)
In Sterven in stijl schetst classicus Anton van Hooff (1943) hoe men in de klassieke Oudheid met de dood omging. Van Hooff schreef eerder succesvolle boeken over de klassieke Oudheid., waaronder Keizers van het Colosseum, Klassiek, Nero & Seneca, Athene en Marcus Aurelius. Van Hooff was tot 2008 hoofddocent klassieke geschiedenis aan de Universiteit Nijmegen. Sinds zijn pensionering doceert hij nog regelmatig klassieke talen aan het Stedelijk Gymnasium Nijmegen. Ook schrijft hij voor diverse kranten en tijdschriften en geeft hij lezingen over onderwerpen uit de klassieke geschiedenis.
Van Hooff behandelt in de publicatie op min of meer chronologische wijze hoe het omgaan met de dood in de klassieke Oudheid geschiedde. Voor zijn studie maakt hij gebruik van grafbeelden, grafreliëfs, literaire en filosofische teksten en met name de talrijke grafschriften die zijn overgeleverd. Doordat er vele geschriften zijn overgeleverd en er veel rijke grafmonumenten en tienduizenden grafinscripties uit de klassieke wereld zijn te vinden, is het mogelijk een realistisch beeld te reconstrueren. Zo weet Van Hooff de motieven voor zelfdoding bij Grieken en Romeinen in een taartdiagram te plaatsen op basis van 1374 geregistreerde gevallen van zelfdoding, waarbij in 964 van de gevallen een motief is aan te wijzen. Ook leert hij de lezer dat zelfmoord een betekenis is die pas sinds het christendom wordt gehangen aan de ‘vrijwillige dood’.
Van Hooff behandelt in vijf hoofdstukken telkens een ‘laag’ van het antieke doodsbesef, startend bij de klassieke voorstelling van het schimmenrijk. Vervolgens behandelt hij de traditie van het bewaren van herinneringen aan de doden in de vorm van grafbeelden, reliëfs, schilderingen en inscripties. Hierna vertelt hij over de voorstellingen die er bestonden over het voortbestaan van de ziel. Daarna gaat hij in op de tegengestelde filosofische vertroostingen van Stoa en epicurisme. Tot slot komt het idee van het christendom aan de orde waarin ziel en lichaam op het einde der tijden herenigd zouden worden. Als rode draad door het boek lopen de thema’s religie en zelfdoding, die telkens binnen het perspectief van de behandelde periode worden geplaatst.
Van Hooff heeft met deze publicatie zijn fascinatie met zelfdoding, als onderwerp van historische mentaliteitsgeschiedenis, in een breder kader geplaatst. Zelf noemt hij het in zijn inleiding een vorm van sterven in stijl, vandaar de titel van het boek. Van Hooff start zijn verhaal bij Homerus en eindigt in het christelijke Europa van de Middeleeuwen. In zijn enthousiasme voor het onderwerp kan Van Hooff het de lezer echter niet onthouden om ook het een en ander te melden over zelfdoding in de zeventiende en achttiende eeuw . Daarnaast gaat hij in de eerste appendix in op de Code Napoléon die in 1804 de principes van de Verklaring van de Rechten van de Mens (1789) juridisch vertaalde, maar zwijgt over zelfdoding. In de laatste bijlage komt hij zelfs zo dicht bij het heden dat hij zich verdiept inzelfdoding als sociaal probleem in de huidige maatschappij. Hij haalt Ad Kerkhof, hoogleraar aan de Vrije Universiteit, aan die in 2015 sprak over een ramp omdat de suïcidecijfers van Nederland na decennia lang gedaald te zijn weer toenamen. Hoewel de uitweidingen naar de moderne tijd een vreemde eend in de bijt zijn in een boek over de mentaliteitsgeschiedenis van zelfdoding in de klassieke Oudheid, vallen de passages niet uit de toon en sluiten ze goed aan bij het boek. Daarbij vormen ze een mooie afsluiting en brug naar onze moderne tijd.
Dat Van Hooff vol enthousiasme het onderwerp zelfdoding bij de lezer onder de aandacht wil brengen, blijkt ook uit het feit dat hij het niet na kan laten vele voorbeelden en citaten met de lezer te delen. Dat er veel voorbeelden en mooie citaten zijn, is niet verwonderlijk gezien het talrijke bronmateriaal dat voorhanden is. Echter door de vele uitweidingen over allerhande onderwerpen zoals bijvoorbeeld de grafrede van Perikles, de zelfmoord van Lucretia, de herkomst van de uitspraak carpe diem, de omgang met het sterven van jonge kinderen of de dood op het slagveld is het verhaal soms lastig te volgen. Hoewel de citaten die hij gebruikt en de verhalen die hij aanhaalt erg interessant zijn, gaat hij er soms iets te diep op in waardoor het voor de lezer soms lastig kan zijn bij de les te blijven en de rode draad nog te volgen. Aan de andere kant weet Van Hooff middels deze vele voorbeelden de lezer wel een erg compleet beeld te geven van het thema van de zelfdoding.
Al met al kan worden gesteld dat Van Hooff er met Sterven in stijl in is geslaagd een uitgebreid overzichtswerk neer te zetten over de mentaliteitsgeschiedenis van zelfdoding in de klassieke Oudheid. Hij weet de lezer in vogelvlucht mee te nemen langs de ideeën en gebruiken die de Grieken en Romeinen hadden als het ging om de omgang met de dood. Van voortbestaan als schim in de onderwereld tot het voortleven in de herinnering door een indrukwekkende tombe met aangrijpende graftekst, en van het stoïcijns accepteren van het doodslot tot het christelijke geloof in wederopstanding met ziel en lichaam.
Vera Weterings