Civil Wars, David Armitage

Recensent: Wouter van Dijk

Civil Wars. A History in Ideas, David Armitage

Yale University Press, New Haven & Londen 2017
ISBN: 978 0 300 14982 1

Gebonden, met stofomslag, noten, bibliografie en index
354 pagina’s
€ 28,50

De geschiedenis van het denken over burgeroorlog

David Armitage is een historicus die de grote onderwerpen niet schuwt. Voor dit boek verscheen publiceerde hij al titels als The Declaration of Independence: A Global History (2007) en Foundations of Modern International Thought (2004). Armitage doceert intellectuele en internationale geschiedenis aan Harvard University. In Civil Wars traceert hij de ontwikkeling in het intellectuele denken over het begrip ‘burgeroorlog’.

Armitage loodst de lezer chronologisch door de geschiedenis om te reconstrueren hoe in verschillende perioden werd gedacht over burgeroorlog; wat was het? In welke gevallen trad het ‘natuurverschijnsel’ op en wat kon gedaan worden om het te voorkomen? Hij stelt dat het idee van burgeroorlog dat wij heden ten dage hebben, gevormd is door de Romeinen. Eerder was ook al sprake van broederstrijd, zoals in de Griekse Oudheid waar men sprak over stasis, maar dit was veeleer factiestrijd en had nog niet de grootschaligheid en verregaande organisatie van het fenomeen zoals dat zich later wel in het Romeinse Rijk manifesteerde.

Romeinse ideeën
Het ultieme destructieve element in burgeroorlog, het uiteenrijten van de staat en dienst instituties, zorgde voor een grote angst bij Romeinse politici, schrijvers en redenaars om het over het concept burgeroorlog te hebben. Toch zocht men verklaringen. Waarom waren er zoveel burgeroorlogen in de Romeinse geschiedenis? Zat er een element in het Romeinse staatsbestel opgesloten dat onvermijdelijk leidde tot burgeroorlog? Armitage lokaliseert ’s-werelds eerste burgeroorlog in de strijd die de Romeinse consuls Sulla en Marius tegen elkaar voerden.

Uit de Romeinse beleving kwamen drie visies op burgeroorlog voort, waarop in latere eeuwen is voortgebouwd. Als eerste de republikeinse visie die burgeroorlog als iets onvermijdelijks zag. Dan was er ook de keizerlijke visie, die de monarchie en het keizerschap zag als enige manier om burgerlijke onenigheid en daarmee burgeroorlog te voorkomen. Tot slot deed in de laatste eeuwen van het rijk in het Westen de christelijke visie op burgeroorlog opgeld; namelijk dat dat een zonde was van hen die zich enkel met het tijdelijke en wereldlijke bezighielden en zo eeuwige verlossing misliepen.

Armitage beschrijft hoe interne conflicten in de Romeinse, maar ook latere geschiedschrijving een eigen leven gingen leiden. Verklaring van de gebeurtenissen ging over in de justificatie daarvan, geschiedenis werd politiek. De lijn van gebeurtenissen werd zo een vicieuze cirkel waarbij wrok over vroegere conflicten kon dienen als aanleiding voor nieuwe conflicten.

Grotius, Hobbes, Locke
Van de Romeinse tijd springt Armitage direct over naar de zestiende eeuw, terwijl toch ook in de tussenliggende tijd genoeg burgeroorlogen zijn uitgevochten. Blijkbaar bleef in deze periode het intellectuele denken over dergelijke conflicten achter, Armitage geeft in elk geval geen redenen waarom hij denkers uit deze tijd overslaat. Ideeën uit latere eeuwen bespreekt hij wel stuk voor stuk.

In de zeventiende eeuw was de Romeinse invloed nog altijd groot. Thomas Hobbes liet zich erdoor leiden bij zijn verklaring van de Engelse burgeroorlogen in deze eeuw. Armitage haalt ook Hugo de Groot aan, die al eerder uitvoerig schreef over het concept oorlog, burgeroorlog incluis, waarbij de Nederlandse Opstand zijn belangrijkste referentiekader vormde. Niet alleen de contemporaine oorlogen waren object van studie, ook probeerde men vanaf de zestiende eeuw in heel Europa de oorlogen uit de nationale geschiedenis te verklaren aan de hand van Romeinse ideeën over burgeroorlog, zoals in onder meer Frankrijk, Engeland en op het Italiaanse schiereiland gebeurde. Denkers als John Locke en Algernon Sidney deden belangrijke bijdragen aan het internationale discours maar het voert te ver daar op deze plek dieper op in te gaan.

Revolutie, burgeroorlog en de global civil war
In de achttiende eeuw werd de revolutie als uiting van strijd in één land dominant in het debat. Aanvankelijk had revolutie een positieve connotatie van moderniteit ten opzichte van stilstand en achteruitgang. In essentie echter, analyseert Armitage, is het niets meer dan burgeroorlog in een specifieke vorm. Er werden nu drie vormen van burgeroorlog onderscheiden, de oorlog die afscheiding ten doel had, de opvolgingsoorlog die veelal voorkwam in monarchieën, en de oorlog waarbij de gehele staat in tweeën was gesplitst compleet met bestuursapparaat, waarbij deze delen elkaar bevochten.

Het negentiende-eeuwse denken over revoluties vond plaats vanuit het concept van burgeroorlog, met de Russische Revolutie en de Commune van Parijs als sprekende voorbeelden. Een hypothese van Armitage is mede daarom dat revolutie als zodanig slechts een loot is van de stam die burgeroorlog heet, en dat het niet twee naast elkaar staande entiteiten zijn. Waar in de negentiende eeuw oorlog tussen Europese staten op dit continent vaak werd gezien als burgeroorlog vanwege de gemeenschappelijke culturele geschiedenis van de Europese landen, daar werd dit idee verder doorgevoerd in de tweede helft van de twintigste eeuw. Dan gaat men spreken van een global civil war om de vele burgeroorlogen over de wereld te duiden. Aan het begin van de 21e eeuw komt daar het internationale aspect van het islamterrorisme nog bij. De burgeroorlog heeft dan inmiddels de oorlog tussen staten vervangen als meest voorkomende vorm van grootschalig georganiseerd geweld. Een twijfelachtige eer, dat wel.

Een trieste constatering is daarbij dat in de laatste decennia de internationale legalistische implicaties die aan het oordeel ‘burgeroorlog’ hangen zo groot zijn geworden, dat men in de praktijk zeer terughoudend is geworden dit etiket op een binnenlands conflict te plakken. De terminologie is in hoge mate een politiek oordeel geworden. De moeilijkheid een fenomeen als burgeroorlog te definiëren komt ook hier weer om de hoek kijken, en dat is ten slotte de rode draad die door Armitages hele boek loopt; de discussies over wat burgeroorlog is en wat niet en de pogingen het te definiëren zijn bij voorbaat zinloos want het is uiteindelijk “an essentially contested concept about the essential elements of contestation”. Misschien een onbevredigend slot van deze zoektocht naar definities, formuleringen en afbakeningen, maar waarschijnlijk onvermijdelijk.

Wouter van Dijk