Recensent: Wouter van Dijk
De Friese volkslegers tussen 1480 en 1560, J.A. Mol.
Met een editie van De Monsterlijsten van Friesland 1552 en Ameland 1558, door P.L.G. van der Meer en J.A. Mol
Uitgeverij Verloren, Hilversum 2017
ISBN: 9789087046859
Gebonden, met illustraties in zwart-wit, editie van de monsterlijsten, glossarium, bronnen en literatuur en register
365 pagina’s
€ 35,00
Volksweerbaarheid in de late Middeleeuwen
Vaak wordt gedacht dat de dienstplicht een moderne uitvinding is die haar oorsprong vindt in de Franse revolutionaire levée en masse aan het einde van de achttiende eeuw. De traditie van algemene volksweerbaarheid gaat echter terug tot in de Middeleeuwen. Een bekend voorbeeld is de lichting van de Fyrd, het volksleger, in Angelsaksisch Engeland. Dit betrof een ingenieus systeem om via lokaal niveau weerbare mannen op te roepen voor dienst in het leger van de vorst bij dreiging van buitenaf. Het zorgde ervoor dat koning Harold II Godwinson er in 1066 op een haar na in slaagde twee bijna gelijktijdige invasies van Engeland af te slaan. Voor onze gebieden zijn de gegevens schaarser, en zijn vooral de late Middeleeuwen beter gedocumenteerd.
Enigszins vergelijkbaar met de feodale banden tussen heer en vazal waarbij de laatste de eerste in geval van nood militaire bijstand diende te verlenen, bestond er voor de vrije mannen in de dorpen en steden van de Nederlanden de verplichting de wapens op te nemen wanneer hun have en goed bedreigd werden. Hoever die verplichting ging was aan onderhandeling onderhevig. Er zijn uit de late Middeleeuwen voorbeelden bekend van onwillige steden die hun schutterijen weigerden in te zetten voor offensieve campagnes waarbij de stad geen belang had.
Friesland neemt wat betreft de volksweerbaarheid in de Middeleeuwen een bijzondere positie in. Hier ontbrak een sterke feodale structuur met de bijbehorende klasse van hoge adel die de dienst uitmaakte. Er waren wel edellieden maar hun afstand tot de rijkere burgers en boeren was niet zo groot als elders in de Nederlanden. Vanwege het ontbreken van landsheerlijk gezag waren de Friezen gewend hun eigen boontjes te doppen in dorps-, stads- en grietenijbestuur. Aan het einde van de 15e eeuw echter lieten machtige heren als de hertogen van Saksen en Gelre en de telgen van Bourgondië en het huis Habsburg hun oog vallen op het Friese gewest. Er volgde een jarenlange strijd, waarbij naast de in die tijd gebruikelijke huurlingenlegers van, veelal Duitse, landsknechten ook de Friese volksmilities een rol van betekenis speelden. Hoe groot die rol was, en wat precies de betekenis was van de milities van weerbare mannen in het conflict, zoekt Hans Mol uit in dit boek. Hij gebruikt daarbij de 16e-eeuwse monsterlijsten die bewaard zijn gebleven en die opgetekend werden om een overzicht te verkrijgen van het aantal voor de strijd beschikbare mannen. Deze werden per stad of grietenij (een plattelandsdistrict) met naam en toenaam genoemd en er werd opgetekend over welke wapens zij beschikten. Een editie van de lijsten beslaat een groot deel van het boek en vormt een mooie bron voor het in kaart brengen van de omvang van de volksmilities, hun militaire slagkracht (denk aan de genoemde bewapening en bepantsering) en de sociale omstandigheden van de gemonsterde mannen, af te lezen aan het wel of niet kunnen, of willen, betalen van de verordonneerde bewapening.
Om te komen tot een helder beeld van de omvang en rol van de Friese volkslegers in de oorlogvoering van de late Middeleeuwen in het gewest bespreekt Mol eerst de politieke, bestuurlijke en maatschappelijke facetten van het Friese gewest aan het einde van de 15e en het begin van de 16e eeuw. Vervolgens zoomt hij in op de organisatie van de volksmilities, hun monstering en hun uitrusting. In de laatste hoofdstukken van het boek bespreekt hij de daadwerkelijke inzet van de Friese weerbare mannen in de strijd. Hij concludeert dat hoewel de inzet van troepen landsknechten van aanzienlijk groter belang was bij het winnen van veldslagen, de gemeentelegers een belangrijke ondersteunende rol bleven houden. Vaak koos een landsheer bij het vormen van een strijdmacht voor een kern van huurlingen met daarbij een grote hoeveel weerbare mannen. De huurlingen waren immers kwalitatief van meer waarde in het gevecht, maar drukten door hun hoge betalingseisen zwaar op de schatkist. Daarbij bleek uit Mols onderzoek over de periode 1480-1560 dat in het geval dat Friese weerbaren tegenover professionele landsknechten kwamen te staan, de veelvuldige nederlagen van de volkslegers niet zozeer aan een gebrek van standvastigheid en moed in het heetst van de strijd te wijten waren, maar voornamelijk aan hun inferieure bewapening en het gebrek aan training. Naarmate zij vaker met het krijgsbedrijf in aanraking kwamen, nam hun waarde als gevechtseenheid sterk toe.
Mols uitvoerige studie naar de organisatie en inzet van weerplichtingen in laat-Middeleeuws Friesland smaakt zeker naar meer voor de rest van de Nederlanden in deze periode! Het is echter de vraag of het sporadische bronmateriaal dat toelaat. Vanwege de uitgebreide schets van politieke, militaire en maatschappelijke ontwikkelingen in de 15e en 16e eeuw is Mol er op een uiterst boeiende manier in geslaagd een interessant en verhelderend beeld te geven van de Friese volksweerbaarheid in deze periode. Een geslaagde studie!
Wouter van Dijk