Recensent: Wouter van Dijk
De Ploeg, het expressionisme en de architectuur, Kees van der Ploeg
WBOOKS i.s.m. Stichting De Ploeg, Zwolle 2017
ISBN: 9789462582033
Gebonden, rijk geïllustreerd in kleur, met noten, bibliografie en register
120 pagina's
€ 19,95
Architectonisch expressionisme in Groningen
Wanneer gesproken wordt over de Amsterdamse School dan dienen zich onwillekeurig als eerste grote expressionistische kolossen aan als Het Schip en De Dageraad in Amsterdam. Grootschalige sociale woningbouwprojecten waren natuurlijk een belangrijk vehikel voor de verspreiding van deze moderne bouwstijl, maar naast sociale woningbouw en grote bedrijfspanden als Het Scheepvaarthuis en de Utrechtse Incassobank is er op kleinere schaal ook veel in de Amsterdamse Schoolstijl gebouwd, bijvoorbeeld in Groningen. Hierbij moet direct aangetekend worden dat de term ‘Amsterdamse School’ eigenlijk een beetje ongelukkig gekozen is, maakt Kees van der Ploeg in dit boek duidelijk. Weliswaar werd er in Amsterdam veel in deze stijl gebouwd, maar in feite vormde de stroming de Nederlandse variant op het internationale expressionisme in de bouwkunst, dat in de jaren 1910-1940 weerklank vond in heel Europa.
Over het waarom van het in zwang raken van de term Amsterdamse School voor de expressionistische bouwstijl van de jaren ‘20 heeft Van der Ploeg overigens een plausibele theorie. Hij stelt dat vanwege de grote populariteit van het expressionisme in de schilderkunst in Duitsland, met de groepen Die Brücke en Der Blaue Reiter als belangrijkste exponenten, deze term na de Eerste Wereldoorlog besmet raakte in landen als Frankrijk, en Nederland, dat in die tijd in de kunstopvatting zwaar op de Fransen leunde. Expressionisme werd met de Duitsers geassocieerd, en daar was men niet van gediend.
Schrijver Kees van der Ploeg is docent architectuurgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarnaast is hij onder andere voorzitter van de redactie van het tijdschrift Groninger kerken. Het verbaast dan ook niet dat in zijn publicatie de bijzondere kerken die in Noord-Nederland in expressionistische stijl zijn gebouwd ruimschoots onder de aandacht komen. Van der Ploegs boek richt zich op de voorbeelden van expressionistische architectuur in Groningen en onderzoekt daarbij in hoeverre het los-vaste kunstenaarsverband De Ploeg daarbij betrokken was. De Ploeg telde namelijk niet alleen schilders in zijn gelederen, maar bijvoorbeeld ook literatoren en architecten. Voor wie echter gewend is aan de golvende trekken en ‘tierelantijntjes’, om het oneerbiedig te zeggen, van typische Amsterdamse Schoolpanden zoals je ze ziet in steden als Amsterdam en Utrecht, is het even schrikken. De Groninger variant van het expressionisme was over het algemeen genomen soberder en strakker, maar daarom niet minder expressionistisch. Er werd in Noord-Nederland meer gekeken naar de buren in Noordwest-Duitsland, laat Kees van der Ploeg zien.
De auteur toont dat hoewel sommige architecten contacten hadden binnen de kringen van De Ploeg, en dat sommige zich voor kortere en langere tijd met de vereniging inlieten, de bindende werking van de kunstenaarskring als geheel gering bleef. De vereniging had geen programma, en vormde, voor wat betreft de visie op bouwkunst van de architecten die contacten hadden binnen de vereniging, geen smeltkroes van nieuwe ideeën waaraan zij zich konden laven. Wel gingen individuele architecten aan de slag met het expressionistisch ontwerpen van architectuur, al dan niet na individuele beïnvloeding. De Duitser Bruno Taut blijkt, samen met andere Duitse expressionisten, van grote invloed te zijn geweest op een aantal van deze Groningse kunstenaars en bouwmeesters, zoals Evert van Linge, Egbert Reitsma, Siebe Jan Bouma en Job Hansen, om er een paar te noemen. De groep was groter, maar het volstaat hier om te melden dat Van der Ploeg er overtuigend in slaagt aan te tonen dat de vaak onevenredige nadruk in de literatuur op de Amsterdamse groep rond Michel de Klerk de bredere impact van het architectonische expressionisme in geheel Nederland danig vertroebelt.
Enkele architecten die in het Groningse zeer hun stempel hebben gedrukt krijgen in het boek aandacht in afzonderlijke hoofdstukjes die aan hen zijn gewijd. Van Linge is hiervan een voorbeeld, met zijn ontwerp van een markant woonhuis-atelier in de stad Groningen. Ook Bouma (o.a. openbare lagere school aan de Parkweg, gebouw Gemeentewerken aan het Zuiderdiep) en Reitsma (verschillende gereformeerde kerken in de provincie Groningen) worden aan de hand van een aantal van hun mooiste ontwerpen voor het voetlicht gebracht. Wat daarbij nog wel vermeldenswaard is, is dat het in de jaren ’20 voornamelijk de gereformeerden waren die hard aan de weg timmerden bij het van gebedsruimtes voorzien van hun groeiende achterban in die jaren. Aangezien expressionistisch bouwen in de mode was in die jaren zijn er tegenwoordig relatief veel gereformeerde kerken die kenmerken van die stijl vertonen. Dat juist deze sober ingestelde mensen in zulke prachtig vormgegeven gebouwen hun erediensten hielden en houden, mag een ironische speling van het lot heten.
De conclusie is dat Van der Ploeg met dit boek een ferme lans heeft gebroken voor herwaardering van het expressionisme in de architectuur buíten de geijkte plaatsen als Amsterdam en in mindere mate Utrecht. De stroming werd breed gedragen in Nederland, en was onderhevig aan lokale variaties en accenten. De auteur laat zien dat zowel de Amsterdamse als de Groningse stijl varianten zijn van hetzelfde internationale expressionisme in de bouwkunst. Deze architectuurstroming in Nederland heeft daarmee des te meer kleur gekregen. Een aanrader voor eenieder die interesse heeft in expressionistische architectuur, dit boek!
Wouter van Dijk