Geschiedenis onder de guillotine, Bart Verheijen

gsogRecensent: Wouter van Dijk
Geschiedenis onder de guillotine. Twee eeuwen geschiedschrijving van de Franse Revolutie, Bart VerheijenUitgeverij Vantilt, Nijmegen 2013
ISBN: 978 94 6004 138 9

Paperback met flappen, enkele afbeeldingen in zwart/wit, begrippenlijst, bibliografie, notenapparaat en register
152 pagina’s
€17,89

Historiografie van de Franse Revolutie

Geschiedenis onder de guillotine beschrijft hoe de afgelopen twee eeuwen het denken in Frankrijk over de Franse Revolutie is veranderd, en hoe in deze afgelopen tijd de periode van de Terreur werd gewaardeerd. De auteur, Bart Verheijen, studeerde geschiedenis en politieke filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en aan de EHESS in Parijs. Chronologisch neemt Verheijen de lezer mee door het historiografische en politieke debat in Frankrijk in de laatste tweehonderd jaar. Dit doet hij door de periode te verdelen in vier tijdvakken waarbij telkens een andere politieke stroming dominant blijkt te zijn, waarna hij laat zien hoe het overheersende politieke gedachtegoed van het moment het denken over de Franse Revolutie en de Terreur beïnvloedde en in grote mate bepaalde.
De eerste periode (1815-1870) wordt gekenmerkt door het wijdverbreide geloof in het liberalisme als politieke Messias. De liberalen stelden zichzelf ten doel de revolutie te redden uit de sluier van negativiteit die de Terreur omgaf. Hierdoor was het voor hen noodzakelijk de revolutie onder te verdelen in twee fases; die van de ‘goede’, bourgeoisrevolutie van 1789 en die van de ontspoorde periode van de Terreur vanaf 1793 waarin het gepeupel onder leiding van Robespierre de revolutie omvormde tot een dictatuur van de guillotine.

De tweede periode die Verheijen onderscheidt is die van het republicanisme en jacobinisme (1870-1917). In de periode na de Frans-Duitse oorlog werd Frankrijk wederom een republiek, wat ervoor zorgde dat de nadruk in de geschiedschrijving zich weer in grotere mate richtte op de democratische en republikeinse idealen uit de revolutie. In deze periode werd door historici zoals Aulard de Terreur juist losgekoppeld van waarden als republicanisme en democratie, daar waar deze door de liberale geschiedschrijvers juist sterk met elkaar verbonden waren.

Na de Russische Revolutie breekt in Frankrijk een periode aan waarin de loop van de geschiedenis, en dus ook die van de Franse Revolutie wordt bekeken door een marxistische bril (1917-1968). Door de Russische Revolutie veranderde de betekenis van de Franse op twee belangrijke punten. De Franse Revolutie fungeerde niet langer als ‘eindpunt’ in de geschiedenis, maar veel meer als beginpunt vanwaar nieuwe (socialistische) revoluties de ideale samenleving uiteindelijk konden bewerkstelligen. Tevens werd de Franse Revolutie een wapen in de politiek, om tot die ideale samenleving te komen. Daarbij kwam de nadruk in de geschiedschrijving steeds meer te liggen op de nivellerende en sociale politiek van het revolutionaire bewind. De Terreur werd nodig geacht om de revolutie te redden van contrarevolutie en anarchie, een noodzakelijk kwaad dus.

De marxistische benadering werd vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw hard aangevallen door vertegenwoordigers van het revisionisme in de historiografie (1968-1989). De voornaamste exponent hiervan, Francois Furet, verweet de marxistische historici en hun aanhangers het goedpraten van de grootste misdaden uit de Franse Revolutie, namelijk de Terreur. Hiermee volgde een overgang van een haast exclusief sociale geschiedenis naar een exclusief politieke geschiedenis van de Franse Revolutie.

Ten slotte blijken aan het eind van Verheijen’s boek ook het revisionisme van Furet en, op bredere schaal, Fukuyama, achterhaald en is aan het eind van de twintigste eeuw niet het duiden van de Franse Revolutie en de geschiedenis ten einde, maar zijn er juist nieuwe kansen om de ideologische en praktische lessen van de revolutie te gebruiken in het begrijpen van het verleden en vormen van de toekomst. De auteur sluit af met een lofzang op de democratie als politieke bestuursvorm en zijns inziens de belangrijkste erfenis van de Franse Revolutie.

Verheijen geeft doorheen het hele boek blijk van een grote kennis van de historiografische en politieke geschiedenis van Frankrijk. De stijl is helder waardoor de af en toe ingewikkelde politieke verwikkelingen en historische en filosofische debatten toch goed te volgen zijn. De lezer krijgt dan ook een duidelijk beeld van het politiek-historische denken in Frankrijk in de afgelopen tweehonderd jaar. Dit maakt het boek tot een uitstekende keuze voor iemand die op zoek is naar een inleiding in de historiografie van de Franse Revolutie en de rol die de Terreur daarin speelde, of zich interesseert voor de manier waarop in Frankrijk zelf wordt omgegaan met de erfenis van deze belangrijke episode uit de geschiedenis.

Wouter van Dijk