Marie Curie (1867-1934) is een beroemd wetenschapper en vooral bekend vanwege haar rol in de ontdekking van radioactiviteit. Samen met haar man Pierre Curie deed ze jarenlang onderzoek naar het verschijnsel. Als eerste vrouw won zij in 1903 de Nobelprijs voor Natuurkunde. Na de dood van Pierre in 1906 werd ze de eerste vrouwelijke hoogleraar aan de Sorbonne. Acht jaar later ontving Marie de Nobelprijs voor Scheikunde, onder meer als erkenning voor de ontdekking van twee nieuwe elementen, die ze polonium (naar haar geboorteland Polen) en radium doopte.
Haar succes bleef echter niet continu over rozen gaan. Nadat haar man Pierre Curie overleed in 1906 kreeg ze in 1911 een relatie met de Franse natuurkundige Paul Langevin. Langevin was feitelijk gescheiden, maar wettelijk nog steeds gehuwd. Deze status zorgde ervoor dat de relatie als groot schandaal in media werd uitgemeten. Ondanks haar faam werd ze dat jaar ook niet tot nieuw lid gekozen bij de verkiezingen voor de Franse Académie des sciences. Het was een roerige periode voor haar en juist over die periode gaat de historische roman die historica Monique Melief donderdag 18 oktober bij Rijkmuseum Boerhaave presenteerde.
De roman speelt in 1912, het jaar waarin hoogtepunt en dieptepunt hand in hand gaan in het leven van Marie Curie. De pers zit Marie Curie op de hielen vanwege haar affaire met een collega. Een zware operatie in mei 1912 brengt haar dicht bij de dood. Haar wetenschappelijke werk in Parijs ligt stil. Op uitnodiging van haar vriendin stapt ze in augustus 1912 op de boot naar Engeland. Marie moet een besluit nemen. Zal ze teruggaan naar Frankrijk? Keert ze terug naar Polen, naar de geborgenheid van haar familie, die daar bij haar op aandringt? Wat is goed voor haar dochters? Tijdens haar verblijf in het vakantiehuis in Highcliffe komt ze – met de steun van haar vriendinnen – tot een besluit. Maar niet voordat ze het verleden heeft laten rusten.
Voor het boek heeft historica Melief samen met papierkunstenaar Ellen Faber scènes uit het leven van Marie Curie vastgelegd in diorama’s, een soort kijkdozen. Deze kijkdozen gebruikte ze om Curie wat meer tot leven te wekken en hielpen haar bij het schrijfproces. Tijdens de boekpresentatie hadden de aanwezigen de unieke gelegenheid deze kunstwerkjes te aanschouwen. Ook werd een informatieve animatiefilm van het ESTRO Cancer Foundation getoond die om de 150ste geboortedag van Marie Curie te vieren en haar baanbrekend onderzoek naar radioactiviteit en straling te herdenken een video liet maken.
Ook sprak natuurkundige Ad Lagendijk van de Universiteit Twente over succesvolle wetenschappers en hoe het vechten voor erkenning altijd hand in hand gaat met het onderzoek zelf. Over hoe succesvolle wetenschappers macht hebben doordat zij als medeauteur worden opgedragen terwijl ze de tekst vaak niet eens hebben gelezen en hun kennis bevestigen in lezingen, terwijl een heel team aan wetenschappers in de achtergrond het werk uitvoert. De succesvolle wetenschapper ontvangt alle aandacht, terwijl het beoefenen van wetenschap over het algemeen geen individuele bezigheid is. Desalniettemin floreert wetenschappelijke creativiteit bij kleinschaligheid. Lagendijk sluit zijn voordracht af met een pleidooi voor meer (erkenning van) vrouwen in de wetenschap.
Na Lagendijk nam ook conservator Ad Maas van Rijksmuseum Boerhaave het woord. Hij vertelde over het radium-preparaat van Marie Curie uit de museumcollectie. Dit preparaat is één keer in het museum te zien geweest tijdens een tentoonstelling over nationale energie in 2011. Toen was er een speciale vitrine voor gemaakt, maar was het alsnog nodig om twee meter afstand van het object te houden. Vandaar dat het object helaas niet permanent in het museum getoond kan worden. Wat wel in het museum te zien is, is het meettoestel voor piezo-elektrische kwarts van Marie Curie. Dit apparaat diende om de sterkte van radioactieve straling vast te stellen. Marie Curie nam dit toestel in 1911, samen met twee radiumpreparaten, vanuit Parijs mee naar het laboratorium van Heike Kamerlingh Onnes in Leiden voor onderzoek naar de effecten van lage temperaturen op radioactiviteit. Sindsdien is het in Leiden te vinden.
Vera Weterings