Ode aan de brief. Kroniek van een verdwijnend fenomeen, Simon Garfield
(vertaald door Bert Meelker, oorspronkelijke titel To the letter. A journey through a vanishing world)
Uitgeverij Podium, Amsterdam 2014
ISBN 978 94 92060 3
Paperback met flappen, illustraties in kleur en zwart-wit, bibliografie, illustratieverantwoording, verantwoording van citaten en register.
464 pagina's
€ 25,00
Ode aan de brief
In het boek Ode aan de brief. Kroniek van een verdwijnend fenomeen neemt Garfield de lezer mee op ontdekkingstocht door de geschiedenis van de brief en de daarbij behorende opkomst van de posterijen, introductie van postzegels en het begin van de e-mail.
Simon Garfield is een geprezen auteur van non-fictieboeken. Eerder verscheen van zijn hand Precies mijn type over lettertypen en Op de kaart over cartografie. Ook schreef Garfield als journalist voor The Independent en The Observer. Ode aan de brief. Kroniek van een verdwijnend fenomeen is net als Op de kaart een feest om te lezen. Garfield weet op bijzondere wijze de lezer te prikkelen door onze band met correspondentie onder de loep te nemen en de onbekende fenomenen hiervan met de lezer te delen. Van Romeinse houtsnippers die werden ontdekt bij de Muur van Hadrianus tot de vloek en zegening van de e-mail en van de inhoud van de schrijfsels van Petrarca, Jane Austen en Emily Dickinson tot de veilingcultuur van oude handschriften.
Opnieuw heeft Garfield het voor elkaar gekregen om een breed onderwerp als uitgangspunt te nemen voor een boek. Daarbij heeft hij een zeer veelzijdig scala aan thema’s binnen het onderwerp van de brief weten te bundelen zonder dat het boek rommelig wordt. Het boek is overzichtelijk en de onderwerpen volgen elkaar logisch op. Zo begint Garfield bij de vroegste sporen van de brief die bij Vindolanda zijn gevonden. Vindolanda was een Romeins fort en nederzetting in Engeland bij de muur van Hadrianus gelegen aan de 'Stanegate', oftewel de militaire weg die langs de muur van Hadrianus liep. De sporen die werden gevonden bestonden uit Romeinse houtsnippers. Uit zo’n tweehonderd fragmenten zijn 86 tabletten gereconstrueerd. Op één van de gereconstrueerde tabletten was een lijst met voedsel genoteerd, een andere gereconstrueerde tablet bevat een persoonlijke brief van een soldaat aan het front. Dit zijn de oudste fysiek overgeleverde brieffragmenten. Garfield kan het de lezer echter ook niet onthouden om in te gaan op de oudste overgeleverde brief. Dit was hoogstwaarschijnlijk de brief die voorkomt in een passage van de mondeling overgeleverde Ilias van Homerus.
Ook geeft Garfield een inkijkje in bekende of belangrijke brieven uit de geschiedenis. Zo behandelt hij de brieven van Cicero, Seneca, Plinius de Jongere, Petrarca en Jane Austen. Over die laatste schrijft Garfield dat haar brieven opvallend saai zijn:
“Van een schrijfster wier werk zo doortrokken is van de brief als dat van Austen – personages worden gekenschetst door (hun) brieven, en brieven geven plotse wendingen aan haar romans – is het verbazingwekkend om te ontdekken hoe ongelofelijk saai veel van Jane Austens eigen brieven zijn.” (p. 203)
Hoe kwam het dat Austens brieven zo saai waren? Volgens Garfield had dit er mee te maken dat ze schrijft over de alledaagse zaken, waardoor je als lezer de schrijfster niet beter leert kennen. In tegenstelling tot Jane Austen behoort John Keats tot de beste briefschrijvers in de Engelse taal.
“Zijn brieven zijn precies wat die van Jane Austen niet zijn: een stroom van creativiteit, een waterval van inzichten en ideeën, een dagelijks verslag van hoe een jonge geest tot zijn levensfilosofie komt. Voor een dichter wiens gedichten zijn bezeten door een taal die, zoals een bezorger van zijn werk pas nog zei, ‘al te veel schittert als stralende monumenten in een winterzon’, blinken zijn brieven daarentegen uit in spontaniteit en zijn ze afwisselend hartelijk en hartstochtelijk, maar altijd los en praterig van toon.” (p. 324)
Naast het aanhalen van bekende schrijvers en hun brieven gaat Garfield ook in op de veilingcultuur, waarin brieven waardevolle splinters geschiedenis worden, zoals de liefdesbrieven van Napoleon aan Josephiné, een brief van Albert Einstein aan zijn jeugdvriend Paul Habicht en een brief van T. E. Lawrence over een verblijf in een hotel in Bridlington. Om op de eerste aangehaalde brief terug te komen, Garfield vertelt hierover dat een brief die Napoleon aan Josephiné schreef op 3 juli 1973 bij Sotheby’s in Londen werd geveild en opnieuw op 3 juli 2007 bij Christie’s. De brief was zeldzaam, doordat hij één van de slechts drie bekende brieven was die Napoleon aan Josephiné richtte voor hun huwelijk. Volgens de brief waren de hevige gevoelens van lust en liefde Napoleon haast te veel geworden. De brief werd in 2007 geschat op een waarde van tussen de 30.000 en 50.000 pond. Waarin schuilt de kracht van deze brief? Dat had te maken met het feit dat het ging om één van de weinige liefdesbrieven die Napoleon schreef in de periode dat hij volledig in de ban was van Josephiné en haar vreselijk miste tijdens zijn veldtocht. De meeste andere liefdesbrieven van Napoleon zijn minder vleiend over Josephiné, maar eerder beschuldigend, egocentrisch, wantrouwend en zelfopofferend. Daarbij werden deze over het algemeen geschreven wanneer hij de uitputting nabij was.
Naast de inhoud en waarde van de brieven behandelt Garfield ook de manier van het schrijven van brieven en de geschiedenis van het versturen van de brieven. In het verlengde hiervan ligt ook het ontstaan van de brievenbus. De gewone brievenbus stamt waarschijnlijk uit het Italië van de zeventiende eeuw. Deze tamburi uit Florence waren gesloten houten kastjes waarin kerkgangers mensen konden verklikken die ze van blasfemie of kritiek op de staat verdachten. Door een gleuf konden mensen een briefje met een naam inleveren. Brievenbussen in gebouwen waren over het algemeen ingebouwd in een muur of een raam sinds het begin van de negentiende eeuw. De rode pilaarbrievenbus in Engeland is uitgevonden door Anthony Trollope. Naast het ontstaan van de brievenbus – die wij nu niet meer uit ons straatbeeld weg kunnen denken – is ook de postzegel pas rond de helft van de negentiende eeuw uitgevonden. Voordien werd alle post vooruit betaald. Dit zorgde echter voor veel onrust bij de ontvanger. De Engelsman Rowland Hill hield een onderzoek naar het postsysteem en publiceerde een pamflet waarin hij onder andere inging op de dalende inkomsten van de posterijen en een voorstel deed tot verbetering van het postsysteem: een uniform posttarief van een penny per veertien gram voor elke brief binnen Groot-Brittannië en de kosten bij vooruitbetaling te voldoen. Dit resulteerde in 1840 in de eerste postzegel: de Penny Black.
Het ontstaan van de postzegel, de brievenbus, de e-mail en het delen van historische brieven van Keats, Napoleon en Austen zijn slechts enkele passages uit het bijzonder intrigerende werk van Garfield. Ode aan de brief is een prachtig boek over de geschiedenis van de brief in de meest brede zin van het woord. Het schrijfplezier van Garfield tijdens zijn ontdekkingstocht spat van de bladzijden. Daarbij laat Garfield de lezer ook uitgebreid meegenieten van zijn uitzonderlijke vondsten in overgeleverde brieven. Ode aan de brief is een ware page turner en een absolute must read voor een ieder die zich interesseert in de briefcultuur.
Vera Weterings
Pingback:
Precies mijn type |