Paard en ruiter – op de steppe van Mongolië, Jan Bemmann, Stephanie Müller en Michael Schmauder
WBOOKS, Amsterdam, 2012
ISBN: 9789040007439
Paperback, geïllustreerd
96 pagina’s
€ 17,95
Paard en ruiter
Voor wie met Paard en ruiter hoopt op een compleet overzicht van de geschiedenis van de stepperuiters van Mongolië wordt teleurgesteld. Wie echter geïnteresseerd is in een aanvulling op de tentoonstelling bij het Allard Pierson Museum vindt met deze catalogus precies wat hij of zij verlangt. De catalogus bevat vrij gedetailleerde beschrijvingen en onderzoeken van een aantal thema’s die ook in de tentoonstelling aan bod komen: de ruiterkleding, de betekenis van specifieke muziekinstrumenten, miniatuurkunst waarbij het paard een rol speelde en uiteraard de betekenis van het paard voor de Mongoolse cultuur.
Het boek is onderverdeeld in een aantal artikelen waarbij elk thema apart wordt behandeld door een Duitse historicus die gespecialiseerd is in het onderwerp. Voordat deze specifieke aspecten aanbod komen, vindt men in het boek een introductie waarin kort wordt uitgelegd wat de lezer van het boek kan verwachten en wat het doel van de publicatie is. De catalogus biedt een nieuwe mogelijkheid om de negatieve visie die sinds de Oudheid over de nomadische ruiters bestaat te veranderen. Zo wordt gewezen op de foutieve beschrijvingen die in werken van onder andere Favell Lee Mortimer, Johann Gottfried Herder, Homerus en Isodorus van Sevilla voorkomen. In de catalogus wordt dit onjuiste beeld bijgeschaafd door te wijzen op recent onderzoek waarbij historische bronnen opnieuw zijn bekeken en ook nieuwe archeologische vondsten (zoals de pas ontdekte rotsspleetgraven) worden behandeld.
Johannes Gießauf legt in zijn artikel met behulp van citaten van andere historici uit hoe de stereotypering van de nomaden uit Mongolië moet worden bijgeschaafd. Ook wijst hij op de kern van het nomadische strijdersleven met een aanhaling van Herodotus. Doordat Gießauf veel gebruikt maakt van citaten wordt zijn verhaal op een zeer aangename manier ondersteund.
Een verrijking van deze catalogus is het artikel over de rotsspleetgraven. In dit artikel komt deze recent ontdekte grafcultuur van de nomaden aan het licht. Met behulp van recente onderzoeksgegevens en een aantal reconstructies wordt geprobeerd een beeld te schetsen van deze vrij onbekende grafcultuur. In dit hoofdstuk bieden de verschillende kleurenafbeeldingen een ondersteuning aan het verhaal.
Veronika Veit legt in haar artikel uit wat de betekenis van het paard binnen de Mongoolse cultuur is. Hoewel dit artikel geen compleet overzicht biedt van de geschiedenis van het paard voor de nomaden uit Mongolië, zoals Veit zelf ook aangeeft, komt de lezer zeer specifieke informatie over de rol van het paard te weten, zoals bijvoorbeeld hoe kumys (paardenmelk) werd vervaardigd en hoe de mythe van de morin huur (paardenkopviool) is ontstaan. Zo zou een sterrenprins met zijn gevleugelde ros op weg zijn naar zijn liefde op aarde. Onderweg sneden vijanden de vleugels achter de hoeven van het paard af, zodat de prins en zijn paard in een woestijn neerstortten, en niet terug konden keren naar de sterrenhemel. De prins zou nooit meer zijn geliefde kunnen bereiken en zijn tranen vielen neer op het lijk van zijn paard waardoor dit veranderde in een muziekinstrument, de morin huur: paardenkopviool. Het hoofd van het paard tooide de hals van de viool, de pezen werden de snaren, met het haar van manen en staart was de strijkstok bespannen. Zo werd de sterrenprins een zwervende bard die iedereen betoverde met zijn muziek, waardoor de mensen ook zulke instrumenten gingen maken. Verder bespreekt Veit vier groepen gebruikspaarden: khonin- morin(schaapsherderspaard), ugurgan-u morin (staaflassopaard), khurdun morin (reispaard) enkülüg morin (strijdros). Zij ondersteunt haar verhaal met gezegden uit de Mongoolse cultuur waardoor nog beter dan door beschrijvende woorden duidelijk wordt hoe groot de betekenis van het paard was voor de Mongoolse cultuur: het paard hoorde bij het leven van de nomaden en was noodzakelijk voor de voedselvoorziening, de strijd en het reizen.
Ook in het artikel over ruiterkleding wordt slechts een gedeelte nauwkeurig behandeld. Annemarie Stauffer wijst er ook op dat zij vrouwenkleding compleet buiten beschouwing laat omdat hier zo weinig materiaal van bekend is, dat het vrij lastig is hier een juist beeld van te schetsen. Aan de hand van beelden, beschrijvingen en resten (miniatuur)kleding beschrijft ze hoe de steppekrijger eruit zag en wat het nut van bepaalde kledingstukken was.
Zoals gezegd biedt deze uitgave geen compleet beeld van de geschiedenis van de nomaden uit Mongolië, maar bevat dit boek een aantal specifieke inkijkjes in de geschiedenis van de steppekrijger. Een goed voorbeeld hiervan is het laatste hoofdstuk. In dit hoofdstuk wordt zeer uitgebreid ingegaan op een zeer bijzondere vondst: de Altajharp. Aan de hand van onderzoek door archeologen, historici en muziekwetenschappers is door middel van vergelijkingen met andere instrumenten en reconstructies geprobeerd de betekenis en het oorspronkelijke uiterlijk van het instrument vast te stellen. Hoewel Susanna Schulz in haar artikel zeer specifiek en goed doordacht te werk gaat, bieden de ontbrekende en onvolledige onderdelen van het instrument ruimte voor interpretatie.
Al met al is de tentoonstellingscatalogus een zeer mooi kijkluik in de cultuur van de Mongoolse nomaden. Voor wie houdt van een samenhangend verhaal is deze publicatie geen aanrader, maar wie het niet erg vindt om in vogelvlucht specifieke aspecten uit de Mongoolse cultuur goed onder de loep te nemen is dit boek een absolute aanrader. Het boek is dan ook vooral een leuke aanvulling op de tentoonstelling, dit met name omdat de thema’s die in de tentoonstelling worden uitgelicht ook in het boek een plaats hebben gekregen.
Vera Weterings