Afgelopen weekend was het Pasen. Velen beschouwen Pasen bij uitstek als een christelijke traditie. Maar is dat terecht? Vindt Pasen hier zijn oorsprong? Nee. Pasen is te herleiden naar het joodse Pesach.
Pesach is een joodse traditie waarbij de Exodus uit Egypte en daarmee de bevrijding van de slavernij werd herdacht. Het feest ging traditioneel gepaard met het slachten van een lam, het eten van ongezuurd brood en het drinken van wijn. Volgens een aantal evangeliën zou het Laatste Avondmaal van Jezus op een Sederavond hebben plaatsgevonden, aan het begin van Pesach. Ook zijn kruisiging de dag erna en de wederopstanding drie dagen later vonden plaats tijdens het Joodse feest.
Met de tijd richtten de christenen zich echter steeds meer op het belang van de wederopstanding van Jezus. De joodse aspecten van de Pesach verdwenen en op het concilie van Nicea in 325 werd de viering van Pasen definitief losgekoppeld van Pesach. Paaszondag werd de zondag na de eerste volle maan van de lente.
Maar waarom zingen mensen met Pasen dan altijd ‘Eén ei is geen ei, twee ei is een half ei, drie ei is een paasei’? Volgens de traditie stonden eieren symbool voor de vruchtbaarheid en de geboorte van de lente.
Ook is het mogelijk dat het paasei een verband heeft met de periode voor Pasen: het vasten. In die weken was het voor christenen verboden om vlees en zuivel te eten. Aangezien eieren als zuivelproduct werden beschouwd, mochten deze ook niet worden gegeten. Dit zorgde voor een overschot aan eieren aan het einde van de vastentijd, waardoor het al snel traditie werd om met het begin van Pasen hardgekookte eieren te eten.
In de zestiende eeuw verdween in een groot deel van Noord-Europa het gezamenlijke vasten. Toch wilden velen hun kinderen niet het eten van paaseieren onthouden. Zij verzonnen de paashaas, die de eieren op paaszondag voor hen verstopte. Net als eieren heeft ook de haas een symbolische betekenis die is gekoppeld aan de vruchtbaarheid en het begin van de lente.
Vera Weterings