Uit liefde voor de stad, Peter Hecht e.a.

uit-liefde-voor-de-stad-250-resized

Recensent: Vera Weterings

Uit liefde voor de stad. Schatten uit Deventer, Leiden, Dordrecht, Peter Hecht e.a.

Vereniging Rembrandt, Amsterdam 2016

Paperback, met kleurenillustraties
102 pagina’s
€ 10,00

 

Uit liefde voor de stad

Stedelijke musea hebben we in Nederland volop, waaronder ook kunstmusea van internationale allure zoals Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam, het Stedelijk Museum Amsterdam of het Gemeentemuseum in Den Haag. De meeste musea met stedelijke wortels hebben echter geen topstukken, het Dordrechts Museum heeft geen Bosch of Bruegel zoals Rotterdam en de Lakenhal heeft niet het mooiste knipsel van Matisse, zoals het Stedelijk, haalt Peter Hecht in de inleiding van het boek Uit liefde voor de stad aan. De publicatie verschijnt ter gelegenheid van de tentoonstelling Uit liefde voor de stad, schatten uit Deventer, Leiden en Dordrecht in het Dordrechts Museum. De tentoonstelling en het boek zijn er om mensen (opnieuw) bewust te maken van de schoonheid van de kunst uit hun stad en de geschiedenis van hun streek.

Soms gaat het daarbij om interessant, maar onaantrekkelijk werk, soms juist om stukken die nu misschien wel meer tot de verbeelding spreken dan het werk waar de roem van de kunstenaar op berust.” (p. 14)

In de tentoonstelling en de gelijknamige publicatie laten de samenstellers zien hoeveel bijzondere parels er in de collecties van stedelijke musea te vinden zijn. Hoewel dit vaak niet de meesterwerken van de kunstenaar zijn, maakt dat de werken niet minder boeiend. Het is immers vaak kunst met een verhaal erachter. Neem bijvoorbeeld de Dordtse schilder Aelbert Cuyp die een uiterst curieus onderwerp voor zijn schilderij koos; hij maakte Portret van de eend Sijctghen toen het beest twintig jaar geworden was. Een ander voorbeeld is de Dordtse schilder Samuel van Hoogstraaten die naast één van de mooiste bedriegertjes uit de Hollandse zeventiende-eeuwse schilderkunst (Trompe l’oeil stilleven, 1678) ook een lelijk Gezicht in Westminster Abbey tijdens zijn Londense tijd maakte. Het zijn allemaal schilderijen die de moeite waard zijn om gezien te worden en die ook wat meer prijs geven van het leven en het gedachtegoed van de kunstenaar dan zijn meesterwerken. Helaas zijn het schilderijen die pas aandacht krijgen wanneer een groter, nationaal museum ze op een tentoonstelling samen laat zien. Hoewel ze dan meer voor het voetlicht kunnen worden gebracht, krijgen ze dan vaak niet de aandacht die ze in de context van een stedelijk museum kunnen krijgen. In stedelijke musea wordt over het algemeen namelijk veel meer stilgestaan bij de verhalen die over kunstwerken te vertellen zijn. Een kleiner stedelijk museum heeft daarnaast vaak meer ruimte om ook ruimte te bieden aan de context en de marges van de kunst dan een groter stedelijk kunstmuseum zoals het Van Gogh. Zo zijn in Dordrecht ook de spullen van de Dordtse schilder Ary Scheffer te bewonderen en de rekwisieten uit het atelier van Floris Verster uit Leiden.

Het is allebei karakteristiek: stedelijke musea beschikken vaak over uitmuntend werk van bekende schilders, dat pas tot de buitenwereld doordringt als het in een grote tentoonstelling elders wordt getoond, en wie zelf iets buiten de gebaande paden hoopt te vinden, komt nu eenmaal het beste in een klein museum aan zijn trekken.” (p. 18)

Naast de kunstwerken uit de stedelijke collecties van Dordrecht, Leiden en Deventer wordt ook volop stilgestaan bij de geschiedenis van deze steden. Dit gebeurt aan de hand van de rijke historische collectie voorwerpen die de steden bezitten. Zo worden een aantal voorwerpen behandeld die typisch passen bij de stedelijke geschiedenis. In Deventer is dat het leesplankje van het type Aap, noot, Mies en in Leiden de hutspotketel die symbool is geworden van het Leidens Ontzet.

Historische objecten kunnen de geschiedenis van de stad voor onze ogen doen herleven (…) Onze stedelijke musea zijn een terechte bron van trots en genoegen en de collecties van die musea zijn het hart van de zaak.” (p. 26)

Zowel kunst- als geschiedenisliefhebbers kunnen hun hart ophalen met deze bijzondere tentoonstelling waarin drie stedelijke collecties voor het voetlicht worden gebracht. De bijbehorende publicatie laat tevens zien hoe veelzijdig die collecties zijn en nodigt uit de tentoonstelling en (andere) stedelijke musea te bezoeken. Hecht en zijn medeauteurs zijn erin geslaagd de (her)waardering van de stedelijke collecties tot zijn recht te laten komen in deze fraai geïllustreerde publicatie en durven daarbij de confrontatie aan te gaan met minister Zijlstra:

Tentoonstellingen en evenementen, dat is allemaal heel aardig. Maar musea gaan over continuïteit, niet over het verhogen van de omzet in de horeca. En wat de stad of de staat van zijn musea moet willen, is niet het grootste aantal bezoekers en de grootste herrie in de media, maar een gewetensvol beheer en een intelligente presentatie van hetgeen er door de eeuwen heen is verzameld.” (p. 26)

Al met al zijn de samenstellers van boek en tentoonstelling er meer dan in geslaagd om de kennis van ons openbaar kunstbezit te vergroten en de verspreiding daarvan te stimuleren. Kortom, de tentoonstelling en bijbehorende publicatie zijn een lofzang voor het stedelijk museum. Komt dat zien en geniet thuis na met het boek!

Vera Weterings

De tentoonstelling Uit liefde voor de stad is nog tot en met 11 september 2016 in het Dordrechts Museum te bezoeken.