De Tweede Wereldoorlog had grote gevolgen voor de wetenschapsbeoefening, en dit ging verder dan de grootschalige mobilisaties die leidden tot de ontwikkeling van radar, de atoombom en de computer. Rijksmuseum Boerhaave organiseert een reeks lezingen over wetenschap en de Tweede Wereldoorlog: Salon Boerhaave omtrent WO-II. De lezingen worden telkens ingeleid door oud-NIOD-directeur Hans Blom.
In de Salon Boerhaave-reeks ‘Omtrent WOII’ laten wetenschapshistorici aan de hand van actueel onderzoek minder bekende aspecten zien, zoals de paradoxale rol van wetenschap in oorlogspropaganda, de dilemma’s rondom het Nederlands gifgasonderzoek, de bovengemiddelde belangstelling van Amerikaanse veiligheidsdiensten voor Philips en het verbluffende werk van Jaap Kistemaker op het gebied van uraniumverrijking. Behalve lezingen over deze onderwerpen is er tijdens de bijeenkomsten aandacht voor WOII-gerelateerde objecten uit de collectie van Rijksmuseum Boerhaave. Deze objecten uit het depot tonen hoe Nederlandse wetenschappers in Bezettingstijd soms tot wonderbaarlijke prestaties kwam, hoe de wetenschap soms stil kwam te liggen maar soms ook onverstoorbaar doorging alsof de wereld niet in brand stond en hoe ‘goed’ en ‘fout’ soms door elkaar liepen.
Wetenschap en propaganda tijdens de Tweede Wereldoorlog
De reeks werd op woensdag 31 oktober afgetrapt door Geert Somsen van Maastricht University met een lezing over wetenschap en propaganda tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wetenschap speelde immers een hoofdrol in de Tweede Wereldoorlog – en dan niet alleen in materieel opzicht (met de ontwikkeling van radar, de atoombom, de computer, etcetera), maar ook in de oorlogspropaganda. Aan de hand van twee voorbeelden liet Somsen dit zien. Beide voorbeelden gaven burgers het idee dat hun landen samenwerking en wereldvrede nastreefden, dat wetenschap daarom bij hen floreerde, en zij waren aangewezen om de mensheid naar de toekomst te leiden. Zo werd, in tijden van nationalisme en Totalkrieg, het idee dat wetenschap universeel is, en mensen over grenzen heen samen kan brengen, onverminderd luid verkondigd.
Het eerste voorbeeld dat Somsen aanhaalde was de megatentoonstelling Scienza Universale in Mussolini’s Rome. Dit plan voor de Wereldtentoonstelling van 1942 had zijn oorsprong in 1936. Toen de plannen in 1940 bijna waren gerealiseerd werden ze echter herzien. Na de Tweede Wereldoorlog is het zogenoemde EUR-terrein wel nog gebruikt voor de Olympische Spelen van 1960. De universele wetenschapstentoonstelling (Mostra della Scienza Universale) die eigenlijk voor ogen was met het terrein, is echter nooit gerealiseerd. Het idee achter deze tentoonstelling was om geen objecten en instrumenten tentoon te stellen, maar de historische context. Door de wetenschappers als helden te presenteren, moest de wetenschap het land vooruit helpen. Het doel achter de tentoonstelling was om te pleiten voor de academische wetenschap en de Italiaanse wetenschap en beschavingsmissie te promoten.
Het tweede voorbeeld betrof de manifestatie Science and World Order in Churchills Londen. Dit boek was bedoeld voor burgers en als morele peptalk voor soldaten. In die tijd werden veel gedrukte pamfletten verspreid middels het afvuren met kanonnen en het droppen door vliegtuigen. De grootste campagne was ‘Projections of Britain’ in 1943. Deze campagne was niet Dickensiaans, maar juist fris en modern waardoor de bijkomende functie van de campagne was dat mensen deze associeerden met de wetenschap. Wetenschap werd hierdoor strategisch ingezet, als drager van waarden en de oorlog werd gedefinieerd als oorlog van ideeën.
Voorafgaand aan de lezing toonde Hans Hooijmaijers, hoofd collecties bij Rijksmuseum Boerhaave, een recente aanwinst: schetsen van de eerste kunstnier. Het museum had al langer twee van de kunstnieren van Kolff in zijn bezit, maar heeft sinds kort ook de schetsen van deze uitvinding geschonken gekregen. De Nederlander Willem Kolff (1911-2009) is uitvinder van de kunstmatige nier (1943) en het kunsthart (1956) en pionier in de ontwikkeling van talloze orgaanvervangende therapieën in de periode 1943-1997. De kunstnier in de collectie van het museum stamt uit 1946. Kolff bouwde de kunstnier tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Kamper Stadsziekenhuis met houten latjes, een fietsketting, worstenvel en een tweedehands naaimachinemotor. De eerste zestien patiënten die hij ermee behandelde overleden, in september 1945 slaagde Kolff erin om met een kunstnier een 67-jarige vrouw in leven te houden.
Tijdens de tweede Salon Boerhaave omtrent WO-II sprak militair historicus bij het Ministerie van Defensie Herman Roozenbeek over Mosterdgas in Nederlands-Indië aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. In de Meidagen van 1940 beschikte het Nederlandse leger niet over chemische wapens om een eventuele Duitse aanval met gifgassen te pareren. Toen de Japanse strijdkrachten begin 1942 de aanval op Java inzetten, had het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) echter wél een voorraad mosterdgas achter de hand, plus de middelen om deze in te zetten. Eind jaren dertig was de installatie om dit mosterdgas te produceren in het grootste geheim in Hembrug bij Amsterdam opgebouwd en beproefd, en vervolgens naar Indië verscheept. Militair historicus Herman Roozenbeek gaat in op de vraag waarom het KNIL over chemische wapens wilde beschikken, doet uit de doeken hoe men de benodigde kennis en expertise verwierf, en volgt de lotgevallen van de voorraad mosterdgas tijdens en na de oorlog.
Vera Weterings
De eerstvolgende Salon Boerhaave omtrent WO-II is op woensdag 28 november. Friso Hoeneveld vertelt dan over Philips en de Koude Oorlog. De laatste lezing is op woensdag 12 december. Dan vertelt Abel Streefland over Jaap Kistemaker en uraniumverrijking in Nederland.