Recensent: Vera Weterings
De buitenplaats en het Nederlandse landschap, Marina Lameris en Roel Norel
WBOOKS, Amsterdam, 2012
ISBN: 9789040005022
Gebonden, met kleurenfoto’s en bibliografie
190 pagina’s
€ 24,95
De buitenplaats en het Nederlandse landschap
Dit jaar (2012) is het jaar van de Historische Buitenplaats. De buitenplaats en het Nederlandse landschap laat het Nederlandse landschap zien dat mede dankzij de buitenplaatsen is ontstaan. In het boek is ‘bewust nauwelijks informatie opgenomen over de geschiedenis van de individuele buitenplaatsen of reeksen van buitenplaatsen.’(8) Dit omdat het gaat over de geschiedenis van de buitenplaats in Nederland in algemene zin; hoe het beeld van de buitenplaats door de jaren heen is veranderd en hoe met de tijd met buitenplaatsen is omgegaan. In het boek zijn vier prachtige ‘fotoparades’ te bewonderen met daartussen achttien verhalen van onder andere archeologen, historici, kunsthistorici, een cultuurhistoricus, een historisch geograaf en een boomchirurg, die zijn gerangschikt onder drie hoofdthema’s: natuur, landschap en cultuur.
In de publicatie wordt duidelijk gemaakt dat de term buitenplaats niet los kan worden gezien van het begrip ‘tuin’. Daarbij is het belangrijk om in het achterhoofd houden dat een buitenplaats door de eeuwen heen verschillende benamingen heeft gekend: lusthof, buitenhof, hofstede, hoeve, etc. Dat de buitenplaats niet los kan worden gezien van het begrip tuin wordt duidelijk, doordat de metamorfose die een buitenplaats met de jaren doormaakt, ook in de tuin zichtbaar is. Zo werd in de vijftiende eeuw de tuin gezien als ‘goddelijke’ natuur: de tuin beschermde tegen hebzucht en was een afspiegeling van de schepping van God. In de zestiende eeuw stond de mens centraal in het beeld van de tuin: de buitenplaats en de tuin vertegenwoordigen het menselijk lichaam: het huis was het hoofd (de rede) en de tuin stond gelijk aan de borstkas en het hart. In de achttiende eeuw veranderde de hofstede in een buitenplaats, de negentiende eeuw beleefde de opkomst van ‘villadorpen’ rondom de buitenplaats, en in de twintigste eeuw maakte het buitenleven een doorstart met de opkomst van de aan de rand van de stad gelegen volkstuinen.
In het verleden zijn drie zaken belangrijk geweest bij het kiezen van de locatie van een buitenplaats. Allereerst was de hoeveelheid financiële middelen belangrijk, ten tweede de beschikbaarheid van de grond en ten derde speelden persoonlijke motieven mee. De kaart in het boek laat zien dat ook de natuur ook een belangrijke rol speelde. Het is opvallend dat met name langs de stroomruggen van rivieren zoals de Utrechtse Vecht, de IJssel en de Geul veel buitenplaatsen zijn gevestigd. Jan van der Groen, landschapsarchitecte, wijst in haar hoofdstuk op de drie hoofdaspecten van welgelegen: bodem, ontginning en vorm, oftewel natuur, landschap en cultuur.
De eerste laag (natuur) is het oorspronkelijke landschap, de wildernis, de uitgestrekte natuurbossen, de veengebieden en de moerassen. De tweede laag, het cultuurlandschap, is de natuur die door mensenhanden werd bewerkt om erin te kunnen leven, zoals het aanleggen van dijken en polders. De derde laag is het ontworpen landschap, de gecultiveerde wereld, met daarin de stedenbouw en de (tuin)architectuur. (22)
Behalve dat de buitenplaats een plek was waar mensen zich konden terugtrekken, hadden verschillende buitenplaatsen ook praktisch nut. Zo bevatten meerdere buitenplaatsen water-, graan-, papier- en oliemolens. Ook werden er vaak gewassen gekweekt. Zo waren verschillende eigenaren van buitenplaatsen in het verleden gepassioneerde verzamelaars van onder andere agaven, cacteeën en orchideeën. Deze historische soorten, zijn net als historische verzamelingen opgezette dieren of schilderijen, van aanzienlijk cultuurhistorisch belang. Naast de ontwikkeling van de buitenplaats en het ontstaan van de buitenplaatsen in Nederland wordt in De buitenplaats en het Nederlandse landschap ook veel aandacht besteed aan het historisch onderzoek, restauratie en conservering. Hierbij is het niet eenvoudig een goede balans tussen natuur en cultuur te vinden.
Een mooi voorbeeld is Broekhuizen in Leersum. De vijver was helemaal dichtgegroeid met riet. Daardoor waren er zeldzame rietslangen gekomen. Er was dus sprake van nieuwe natuurwaarden en een waardevolle biotoop. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt wilde Staatsbosbeheer de vijver opschonen, maar vanuit de natuurwaarden was het behoud van de biotoop van belang. Het is een heel proces geweest om hier natuur en cultuur op een goede wijze met elkaar in balans te brengen. (46)
De moeilijkheden die komen kijken bij het juist beheren en onderzoeken van de cultuurhistorie van een buitenplaats komen ook terug in het hoofdstuk over het landschap. Hier wordt vooral aandacht besteed aan het belang van de samenwerking tussen een buitenplaats-onderzoeker en de landschapsarchitect. De historicus verwijt de landschapsarchitect bij het ontwerpen van de tuin vaak dat deze ‘niet leest’. Terwijl de landschapsarchitect op zijn beurt de historicus verwijt dat zijn teksten niet te lezen zijn. Om cultuurhistorie toch te behouden is het belangrijk dat zij kunnen samenwerken en elkaar kunnen begrijpen.
Naast de moeilijkheden van het onderzoek en het behoud van de Nederlandse buitenplaatsen, komt in de publicatie ook de geschiedenis van de Nederlandse buitenplaats aanbod. Zo worden onder andere de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog op de buitenplaats besproken. Tijdens de oorlog waren buitenplaatsen vaak het toneel van vuurgevechten of doelwit van bombardementen. Behalve aandacht voor de geschiedenis van de buitenplaats zelf wordt ook aandacht besteed aan hoe deze geschiedenis onderzocht moet worden. Zo wordt er gewezen op het feit dat er meer komt kijken bij de geschiedenis dan slechts ‘immateriële geschiedenis’. Ook het gebruik, de plaats binnen een familie of sociaal netwerk en de relatie tussen het interieur en de tuin waren van belang. Gek genoeg is er weinig kennis over en waardering voor de eigenheid van de Nederlandse buitenplaats. In dit boek komt duidelijk naar voren dat verder onderzoek naar de Nederlandse buitenplaatsen noodzakelijk is voor een beter begrip van de historie.
Vera Weterings
Pingback:
Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw |