Weinig mensen vandaag de dag weten waar je het over hebt als je begint over de Commune van Parijs, en eigenlijk is dat best verwonderlijk. Tijdens de ruime twee maanden van haar bestaan (18 maart 1871 – 28 mei 1871) was ze namelijk het onbetwiste middelpunt van persverslagen over de hele wereld en nam ze een unieke plaats in in de geschiedenis. Het was namelijk voor het eerst dat gewone arbeiders een regering vormden en het voor het zeggen hadden. De term ‘commune’ was aanvankelijk niets meer en niets minder dan de aanduiding voor het stadsbestuur van Parijs, maar groeide uit tot een niet eerder vertoond voorbeeld van zelfbestuur door voorheen rechteloze groepen uit de samenleving die nooit inspraak in het dagelijks bestuur genoten hadden.
De revolutionaire veranderingen die met de komst van de Commune gepaard gingen vonden plaats in een door oorlog en gebrek geteisterd Parijs, dat tijdens de voor Frankrijk desastreus verlopen Frans-Duitse oorlog belegerd werd door Pruisische troepen. Waar Napoleon III met het Franse leger al roemloos ten onder was gegaan op het slagveld bij Sedan en zich in krijgsgevangenschap liet wegvoeren, weigerde Parijs te buigen voor de Pruis. Wat volgde was een beleg van de stad door Pruisische troepen in september 1870. Na de afgang van Napoleon III was in Parijs de derde Republiek uitgeroepen en werd de stad voornamelijk verdedigd door de Nationale Garde, een soort burgerwacht die veelal opgebouwd was uit jonge mannen uit de lagere sociale klassen van Parijs, en daarmee sneller tot revolutionaire denkbeelden geneigd dan de doorsnee conservatieve boerenzoon van het Franse platteland die in het leger diende.
Na maanden van belegering zag de Franse regering in Bordeaux de hopeloosheid van een verdere voortzetting van de oorlog in en werd een wapenstilstand getekend. In Parijs echter hadden sinds het failliet van het centrale gezag de revolutionaire clubs en organisaties welig getierd en de nieuwe verkiezingen die na de wapenstilstand werden gehouden leverden dan ook een grote links-radicale overwinning in Parijs op. In de rest van Frankrijk waren constitutioneel-monarchisten in de overgrote meerderheid. De gespannen situatie tussen de nieuwe conservatieve regering en het radicale Parijs vond een uitbarsting toen de nog in Parijs aanwezige artillerie op last van de centrale regering terug in haar handen gegevens zou moeten worden. De radicale Parijse gemeenteraad weigerde dit uit angst dat de kanonnen daarna tegen de eigen stad gebruikt zouden worden.
De regering onder leiding van Adolphe Thiers besloot door te zetten en op de vroege morgen van 18 maart 1871 gingen twee brigades soldaten op weg naar de heuvel van Montmartre om het grote artilleriepark daar onder hun hoede te nemen. Een kleine groep Nationale Gardisten was echter al aanwezig en na een kleine schermutseling keerden de soldaten onverrichterzake terug. Na de mislukking op Montmartre en in andere delen van de stad de artillerie in beslag te nemen, liet Thiers het leger uit de stad vertrekken. Hierop bezette de Nationale Garde strategische plaatsen in de stad en werden er op 26 maart verkiezingen gehouden voor een Commune van Parijs, een volksvergadering van 92 afgevaardigden die het bestuur van de stad op zich zouden nemen. De Commune kondigde al snel na aantreden de ene progressieve maatregel na de andere af; de doodstraf werd afgeschaft, de dienstplicht ook, moeders en kinderen van ongehuwde gesneuvelde gardisten kregen een uitkering en het nachtwerk in bakkerijen werd afgeschaft. Door het korte bestaan konden vele andere progressieve plannen niet in praktijk gebracht worden.
De centrale regering in Versailles was ondertussen druk bezig het Franse leger weer op orde te brengen om de eigen hoofdstad weer in het gareel te krijgen. Als er geen overwinning behaald kon worden op het slagveld tegen een krijgsmacht van vreemde bodem, dan maar tegen de burgers van Parijs. Parijs werd voor de tweede maal in korte tijd belegerd en uiteindelijk slaagde het Franse leger erin de stad binnen te dringen. Toen dit eenmaal geschiedde was er voor de Communards geen redden meer aan. Het leger trok de stad binnen op 21 mei en wat volgde zou bekend komen te staan als de Semaine Sanglante, ofwel de Bloedige Week. In de periode van de 21e tot en met de 28e mei trokken de regeringstroepen als een furie door de stad, waarbij gevangen Communards zonder verdere plichtplegingen geëxecuteerd werden. Dat het desondanks na het intrekken van de stad zelf een week heeft geduurd voordat alle verzet gesmoord was getuigt van de wanhoop waarmee de Parijzenaars zich verdedigden. Een van de laatste plaatsen waar aanhangers van de Commune zich verzetten tegen de troepen was, hoe ironisch, het kerkhof van Père Lachaise. Nadat ook hier de laatste verzetshaarden onschadelijk waren gemaakt werden de gevangenen bij bosjes tegen de muur van het kerkhof gezet en gefusilleerd. Een sobere gedenkplaat aan de muur van het kerkhof herinnert vandaag de dag nog aan het bloedige einde dat de Commune hier kende. De plek is nog altijd een bedevaartsoord voor tal van figuren van linkse signatuur die de revolutionaire stadsregering hier nog elk jaar op 18 maart herdenken.
Wouter van Dijk
Verder lezen:
- Dennis Bos, Bloed en Barricaden. De Parijse Commune herdacht
- Alistair Horne, The Fall of of Paris. The Siege and the Commune 1870-71
- John M. Merriman, Massacre: The Life and Death of the Paris Commune of 1871