Recensent: Wouter van Dijk
De gedrevene. Joop den Uyl 1919-1987, Dik Verkuil
Uitgeverij Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2019
ISBN: 978 90 468 2564 8
Gebonden, met fotokatern, noten en personenregister
462 pagina’s
€ 34,99
Het leven van Joop den Uyl
Joop den Uyl was een van de meest markante politici in het naoorlogse Nederland. Vereerd door links en verguisd door rechts zijn er ruim dertig jaar na hun dood maar weinig politici die nog zo de tongen losmaken als Den Uyl. Alle reden dus om aan de oud-premier een biografie te wijden. Dat werd in 2008 reeds gedaan door politicoloog Anet Bleich. Een figuur als Den Uyl is het natuurlijk waard vaker dan vanuit één perspectief te worden beschreven. Interessant zijn dan ook de verschillen die op te merken zijn tussen de recent verschenen levensbeschrijving van historicus en journalist Dik Verkuil en de eerder verschenen biografie van Bleich.
Den Uyl groeide op als gereformeerde jongeling in Hilversum waar zijn ouders een winkel in rietwerk hadden. Zijn vader overleed jong waarna zijn moeder de zaak in de crisisjaren aan Den Uyls oudste broer overdeed. Omdat er aan de Vrije Universiteit geen studierichting economie bestond, ging Den Uyl in 1936 studeren aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam. In de oorlogsjaren ontgroeide Den Uyl de bekrompen levensopvatting die de gereformeerde kerk van die dagen voorstond, en werd hij aangetrokken door de sociaal-democratie. Die overtuiging ontwikkelde hij verder toen hij kwam te werken voor het progressieve Vrij Nederland. Al snel wilde Den Uyl de politiek in, omdat hij het gevoel had daar meer te kunnen bewerkstelligen dan als journalist. In de naoorlogse periode waren de verwachtingen over hervormingen van het land en de samenleving hooggespannen, en Den Uyl wilde daar het zijne aan bijdragen. Een eerste stop op weg naar het uiteindelijke premierschap zou de Wiardi Beckman Stichting zijn, waarvan hij directeur werd en meer dan tien jaar zou blijven. In 1956 werd hij kamerlid voor de Partij van de Arbeid, en na een eerste mislukte poging om lijsttrekker voor die partij te worden lukte dat in 1966.
Een groot deel van het boek draait om het kabinet dat Den Uyl leidde in de periode 1973-1977. Afgezien van de eerste twee van de dertig hoofdstukken die het boek telt en die aan Den Uyls jeugd zijn gewijd, zoomt Verkuil voornamelijk in op het publieke leven van zijn hoofdpersoon. Interessant is Verkuils stellingname dat de positie van Den Uyl als partijleider lange tijd wankel is geweest. Langer dan over het algemeen wordt aangenomen. Dat had alles te maken met de opkomst van Nieuw Links in de PvdA eind jaren zestig. Toen de progressieve partijen in 1971 naar Brits voorbeeld voor de verkiezingen een schaduwkabinet wilden presenteren, polste Ed van Thijn André Kloos als mogelijke premier. Kloos was voorzitter van het NVV en populair bij de PvdA-achterban. Volgens Verkuil zag Den Uyl aanvankelijk niet veel in het idee van een schaduwkabinet, maar hij waakte ervoor gepasseerd te worden voor de premiersfunctie. Zodoende omarmde hij het initiatief alsnog, om het later hartstochtelijk te onderschrijven. Een beweging die vaker zichtbaar is bij Den Uyl; soms duurde het even voor hij overtuigd was, maar was het eenmaal zover dan gooide hij zijn ziel en zaligheid in het vooruitbrengen van de zaak in kwestie.
Verkuil laat overtuigend zien dat Den Uyl niet de van iedere realiteitszin gespeende dromer was waar zijn tegenstanders hem graag voor uitmaakten. Hoewel het streven naar een eerlijker wereld altijd voorop stond in zijn handelen, ging hij hierbij uiterst omzichtig en pragmatisch te werk. De democratische marges waarin echte veranderingen bewerkstelligd konden worden, waren immers smal, schreef hij zelf al eens in een artikel. Toen Nieuw Links in de jaren 1960 de PvdA dreigde te kapen koos hij ervoor mee te bewegen met de tijd en de nieuwkomers daarna in te kapselen in de partij-organisatie. Van ideologische scherpslijpers die de theorie boven de praktijk stelden moest hij weinig hebben. Zo noemde hij Jan Pronk eens een ‘gevaarlijk klein ideoloogje’.
Een andere enigszins verrassende conclusie die Verkuil trekt naar aanleiding van zijn onderzoek, is dat het koningshuis geen moment in gevaar is geweest door de Lockheedaffaire. De affaire waarbij aan het licht kwam dat prins Bernhard voor meer dan een miljoen dollar aan steekpenningen had ontvangen van de Amerikaanse vliegtuigbouwer Lockheed, deed veel stof opwaaien in het land toen het eenmaal bekend werd. Strafrechtelijke vervolging van corruptie en de prins achter tralies was een logisch gevolg geweest, ware het niet dat Den Uyl daarmee de constitutionele monarchie in gevaar gebracht zag worden. Mogelijk zou een opvolgingscrisis ontstaan en daarmee een einde van de monarchie. Met dat idee hield hij verder belastend materiaal over een tweede omkopingsschandaal, Bernhard had ook van vliegtuigbouwer en Lockheedconcurrent Northrop 750.000 dollar aangenomen, streng geheim. Dat Verkuil de gebeurtenissen zodanig interpreteert dat hij de conclusie trekt dat het koningshuis geen moment in gevaar is geweest, getuigt ofwel van groot cynisme over de rechtsstaat van Nederland anno 1975, ofwel van een onderschatting van de macht die op dat moment in Den Uyls handen lag. Had hij klassejustitie, hoe begrijpelijk ook gezien de omstandigheden, willen vermijden, dan lag een koninklijke crisis in het verschiet. Den Uyl echter wilde voorkomen dat er ‘een steen zou gaan rollen’. Het zou kunnen dat Beatrix bij vervolging van haar vader Juliana gewoon op zou volgen, het zou ook kunnen dat ze dat zou weigeren.
Over het algemeen is Verkuils toon wat negatiever ten aanzien van gedrag en handelen van Den Uyl dan Bleich. Waar Bleich de emotionele manier van politiek bedrijven door Den Uyl kenschetst als bevlogen en geëngageerd uit overtuiging, daar ziet Verkuil meer berekening in de wijze waarop Den Uyl opereerde. Hij zet Den Uyls manier van oppositie voeren weg als ‘emotioneel theater’. Den Uyls jeugdjaren werkt Verkuil minder uit dan in Bleichs boek het geval is, er ligt meer nadruk op het politieke leven van de hoofdpersoon. De insteek is ook wat journalistieker en Verkuil legt andere accenten dan Bleich. Zo wijdt Verkuil een heel hoofdstuk aan de weerzin die Den Uyl in het gepolariseerde Nederland opriep bij conservatieve christenen, rechts, middenstanders en grote bedrijven. Die kant van de medaille komt bij Bleich minder aan bod. Verkuils boek is dan ook zeker een aanvulling op de historiografie over Den Uyl, toch de na-oorlogse bewindsman waarover, afgezien van Drees, al het meest geschreven is. Een mooie prestatie.
Wouter van Dijk