De Rode Hoed in Amsterdam was afgelopen donderdag het toneel van het afscheid van Marjan Schwegman als directeur van het NIOD-Instituut voor Oorlog-, Holocaust- en Genocidestudies en als hoogleraar Politiek en cultuur in de lange twintigste eeuw aan de Universiteit Utrecht. Als deskundige op het gebied van vrouwengeschiedenis en dan in het bijzonder de rol van vrouwen ten aanzien van het gebruik van geweld, in het Nederlands verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en in het Italië van de negentiende eeuw, kan Schwegman bogen op een lange staat van dienst.
In haar afscheidsrede getiteld De wapens van het verzet verweefde Schwegman haar eigen eerste schreden op het pad van de gendergeschiedenis onder het ietwat afkeurend oog van Loe de Jong, toen nog NIOD-directeur, met haar zich ontwikkelende visie op de rol van vrouwen in het Verzet. Aan het begin van Schwegman’s carrière in de jaren ‘70 was het beeld van de Nederlandse verzetsbeweging scherp in tweeën gedeeld tussen ‘mannelijk’ verzetswerk; gewapende overvallen, aanslagen en sabotageacties enerzijds, en ‘vrouwelijk’ verzetswerk als het rondbrengen van illegale kopij, het smokkelen van bonnen, persoonsbewijzen of andere zaken en het volbrengen van allerhande andere koerierswerkzaamheden anderzijds. Door een uitstapje in onderzoek naar de negentiende-eeuwse revolutionaire bewegingen in Italië raakte Schwegman gefascineerd door Garibaldi’s gade Anita. Aanvankelijk groeide zij in de collectieve herinnering uit tot stoere en dappere vrouw die met geweld haar idealen verdedigde, terwijl later dit beeld steeds meer kantelde naar een meer traditionele vrouwenrol, als steun en toeverlaat aan de zijde van haar man. Dit komt ook tot uiting in haar ruiterstandbeeld in Rome, met in haar ene hand een pistool, maar op de andere arm een baby.
Ontdekkingen als deze in de negentiende-eeuwse geschiedenis van Italië maakten dat ze ook de traditionele rolverdeling zoals die in de historiografie van de Tweede Wereldoorlog geschetst werd in twijfel ging trekken, bijzondere aandacht had Schwegman daarbij voor de vrouwen die ‘mannelijk’ verzetswerk deden, zoals Hannie Schaft, Truus van Lier en Reina Prinsen Geerligs, die moordaanslagen op NSB-ers en Duitse bezetters pleegden.
Na dit laatste college van Schwegman richtte Peter Romijn het woord tot haar, hij neemt tijdelijk het NIOD-roer van Schwegman over en besprak op vrolijke wijze de loopbaan van Schwegman en haar directeurschap van het NIOD. Hierna was het de beurt aan José van Dijk, die als President van de KNAW het woord tot Schwegman richtte, en Robert-Jan Smits die Schwegman nog uit het onderzoeksveld in Italië kende.
Afgaande op het programma zou hierna de receptie volgen, maar de middag had nog een verrassing voor prof.dr. Schwegman in petto; minister Jet Bussemaker gaf acte de présence om Schwegman uit naam van de koning te benoemen tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Dat was echter niet de enige verrassing, want ook haar jarenlange vriendin Els Kloek had een speciaal cadeau voor Schwegman te overhandigen. Speciaal voor dit afscheid had Kloek namelijk een speciale ‘Vrouwen en de Tweede Wereldoorlog’-uitgave samengesteld uit het door haar geredigeerde monumentale 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis genaamd 101 vrouwen en de oorlog. Na deze daverende verrassing, die ondanks alle moeilijkheden toch geheim had weten te blijven voor Schwegman, volgde nog een receptie. Het bleef nog lang onrustig in de Rode Hoed.
Wouter van Dijk