Heel Nederland is in de ban van de tentoonstelling Late Rembrandt in het Rijksmuseum. In deze blog wil ik het niet over deze blockbuster tentoonstelling hebben – hier wordt immers al genoeg over geschreven – maar over een andere tentoonstelling waarbij Rembrandt centraal staat. Zo heeft Museum Het Rembrandthuis slim ingehaakt op de tentoonstelling Late Rembrandt met een tentoonstelling die gewijd is aan de late leerlingen van Rembrandt. Deze tentoonstelling is de eerste in een reeks van tentoonstellingen bij het Rembrandthuis waarin kunstonderwijs centraal staat.
Traditioneel wordt het kunstenaarsvak van meester op leerling overgedragen. In de tentoonstelling is dit in beeld gebracht aan de hand van zo’n negentig schilderijen, tekeningen en prenten van de leerlingen van Rembrandt die tijdens de laatste periode van zijn carrière, van omstreeks 1650 tot zijn dood in 1669, onderwijs van hem kregen. Zo hangen er werken van onder andere Nicolaes Maes, Willem Drost, Abraham van Dijck, Jacobus Leveck, Gottfried Kneller, Heyman Dullaert en Arent de Gelder.
De meeste kunstenaars specialiseren zich, Rembrandt deed dat niet. Ondanks zijn gebrek aan specialisatie of misschien juist door zijn grote verscheidenheid aan schildertechnieken trok Rembrandt al op jonge leeftijd leerlingen aan. In 1653 startte Rembrandt zijn eigen werkplaats in Amsterdam en onderwees schilders als Ferdinand Bol, Carel Fabritius en Samuel van Hoogstraten. Het is opvallend dat de late leerlingen van Rembrandt al eerder in de leer zijn geweest, zij wilden zich onder zijn onderwijs verder in de kunst bekwamen. Nog opvallender is te zien dat een groot aantal van deze ‘late leerlingen’ bij Rembrandts vroegere leerling Van Hoogstraten onderwijs hebben genoten. Van Hoogstraten keerde nadat hij bij Rembrandt in de leer was geweest terug naar zijn geboortestad Dordrecht en verwees schilders die hij had opgeleid naar Rembrandt door. De invloed was in zijn onderwijs sterk aanwezig, zo publiceerde hij in 1678 een kunsttraktaat dat veel inzicht biedt in Rembrandts lesmethode.
De ‘late leerlingen’ kozen ervoor om bij Rembrandt in de leer te gaan vanwege zijn weergaloze beheersing van een breed en veelzijdig scala van onderwerpen en technieken. Zo produceerde Rembrandt uiteenlopende kunstwerken, van historiestukken tot portretten en van landschappen en dierstudies tot alledaagse voorstellingen. Ook genrestukken waren geen uitzondering in het uitgebreide oeuvre van de meester-schilder. Zo schilderde hij in 1645 het werk Meisje in een venster en greep hier in 1651 op terug met opnieuw een vertolking van Meisje in een venster. Deze twee genrestukken vallen op, niet alleen Rembrandt greep terug op zijn werk uit 1645, ook drie van zijn late leerlingen werden geïnspireerd door zijn werk en maakten dergelijke genrestukken met een meisje in een venster. Zo maakten Nicolaes Maes Meisje aan het venster, bekend als De peinzende (1650-1660), ook Abraham van Dijck en Willem Drost maakte soortgelijke werken.
Bovenstaand voorbeeld van de invloed van Rembrandt op de genrestukken van Maes, Van Dijck en Drost is slechts een van de vele voorbeelden die in de tentoonstelling onder de aandacht worden gebracht. In het Rembrandthuis wordt aan de hand van schilderijen, prenten en begeleidende teksten duidelijk in hoeverre aspecten als compositie, kleurgebruik, dieptewerking, stijl en emoties schatplichtig waren aan Rembrandt. Zo staan niet zozeer de leerlingen en hun werk centraal, maar met name de manier waarop zij onderwijs kregen.
Vera Weterings
De tentoonstelling Rembrandts late leerlingen – In de leer bij een genie is tot en met 17 mei 2015 in Museum Het Rembrandthuis de bezoeken.
Pingback:
Rembrandts late leerlingen, Leonore van Sloten, David De Witt en Jaap van der Veen |