Sterke verhalen. Vijf eeuwen vertelcultuur, Jeroen Salman
Uitgeverij Vantilt, Amsterdam 2014
ISBN: 978 94 600 41686
Paperback met flappen, zwart-wit- en kleurenillustraties, literatuurlijst, illustratieverantwoording, bronnenverantwoording
160 pagina’s
€ 19,95
Sterke verhalen
Sprookjes bestaan er voor jong en oud. Ook in de huidige tijd leven sprookjes voort in de voorleescultuur en worden ze vertaald naar films van bijvoorbeeld Walt Disney. In Nederland waren enkele jaren geleden voor volwassenen Sneeuwwitje, Assepoester en Doornroosje de meest populaire sprookjes. De kinderen wisselden Doornroosje in de top 3 in voor Roodkapje. Dit blijkt uit een onderzoek uit 2008 van het Documentatie en OnderzoeksCentrum (DOC) Volksverhaal van het Meertens Instituut en De Efteling. Gek eigenlijk, want Roodkapje zoals dat door de Gebroeders Grimm werd opgetekend, is niet hoofdzakelijk een typisch kinderverhaal.
In Sterke Verhalen wordt een historische achtergrond geschetst van de rijke Nederlandse vertelcultuur. Verhalen die tot op de dag van vandaag verteld worden, hebben vaak een onbekende historie, zo ook Roodkapje. In de publicatie toont onderzoeker Jeroen Salman samen met post-doctoraal onderzoeker Roeland Harms en promovendus Talitha Verheij hoe populaire verhalen worden verteld, verspreid, veranderen en terecht zijn gekomen in populaire media. Jeroen Salman is als onderzoeker aan het Instituut voor Cultuurwetenschappelijk Onderzoek (ICON) van de Universiteit Utrecht verbonden. Hij doet onderzoek naar populaire cultuur en is in het kader van het programmaPopularization and Media Strategies (1700-1900) bezig met een analyse naar het proces van selectie en aanpassing in Nederlandse populaire literatuur uit de achttiende en negentiende eeuw. Liedjes en centsprenten staan bij dit onderzoek en in de publicatie centraal. Ook is Salman als gastconservator nauw betrokken bij de gelijknamige tentoonstelling bij Bijzondere Collecties UvA.
Naast prenten komen in Sterke verhalen ook andere media zoals liedbladen, volksboeken, toverlantaarns, films, blijspelen, almanakken en strips aan bod. De publicatie start met een introductie over de overlevering en het voorlezen van verhalen in woord en beeld. Vervolgens worden aan de hand van een zestal hoofdstukken verschillende subgenres en thema’s behandeld. Er wordt gestart met een hoofdstuk over narren en luilakken, hierin staan de paradijselijke en komische fantasiewerelden van Luilekkerland en de Omgekeerde wereld centraal. Het volgende hoofdstuk heeft als thema heiligen en duivels. In dit hoofdstuk worden het bekende verhaal van Faust en het minder bekende verhaal van Genoveva van Brabant aangehaald. In het hierop volgende hoofdstuk staan schurken en helden centraal en worden de levensverhalen van Tijl Uilenspiegel – die zich van kwaardaardige schelm in de middeleeuwen ontwikkelde tot held in de negentiende eeuw – en Louis Dominique Cartouche centraal. Het volgende hoofdstuk gaat over verhalen in het thema bruiloften en huwelijkslevens. In dit hoofdstuk wordt verteld over Jan Klaasz en Saartje Jansz, Koris en Roosje, Jan de Wasser en Griet, en Urbanus en Isabel. Vervolgens wordt ingegaan op de verhalen over pioniers en avonturiers met voorbeelden als Gulliver en Robinson Crusoë. Het laatste hoofdstuk gaat over sadistische stiefmoeders en menseneters, in dit hoofdstuk wordt onder andere Roodkapje behandeld.
Terugkomend op Roodkapje, in Sterke verhalen wordt duidelijk dat er veel meer geschiedenis achter een verhaal kan zitten dan de nu bekende of populaire versie, in dit geval die van de gebroeders Grimm. Zo is een minder bekende overleverde versie van dit sprookje de minder gecensureerde versie door Charles Perrault. Perrault gebruikte – zoals hij bij de meeste sprookjes deed – in zijn centsprenten de gruwelijkere en erotisch geladen versie van de sprookjes. Van Roodkapje is met name de versie van de gebroeders Grimm bekend waarin het goed afloopt met Roodkapje, in tegenstelling tot de versie van Perrault waarin het meisje voorgoed sterft. Zo is in de centsprenten de versie van Perrault te zien hoe Roodkapje zich helemaal uitkleed en bij de wolf in bed stapt. Vervolgens wordt ze verscheurd door het beest en niet meer gered door de jager, zoals dit bij de Grimm-versie gebeurt.
Opvallend is dat het censureren en aanpassen van sprookjes voor een kinderpubliek in eerste instantie in mindere mate vat leek te krijgen op negentiende-eeuwse centsprenten dan op volksboeken, kinderboeken en ander drukwerk. (p.150)
Een verklaring voor de populariteit van Perrault in de negentiende-eeuwse cultuur van de centsprent kan gevonden worden in drie verklaringen legt Verheij uit. Allereerst werden sprookjes grotendeels gestandaardiseerd, zo konden uitgevers vaak dezelfde houtblokken gebruiken die voor de reproductie van de prenten gebruikt werden, en elkaars prenten kopiëren. Niet alleen qua kosten bleven dezelfde blokken lang in gebruik, ten tweede bleven prentenuitgevers graag lang hetzelfde materiaal gebruiken, het publiek was hier immers mee vertrouwd. De laatste reden die gegeven wordt is de internationalisering van de prentenmarkt en de voorkeur van de Franstalige uitgevers ten opzichte van de versie van Perrault.
In Sterke verhalen staat de centsprent centraal, ook wel bekend als de kinder- of volksprent. Dit waren drukwerken met plaatjes die vaak ondersteund werden door een paar korte zinnen. De prenten werden op straat vaak voor een cent verkocht, vandaar de naam centsprent. De prenten waren met name in de achttiende en negentiende eeuw populair en waren van groot belang in de popularisering van de ‘sterke’ verhalen en het doorgeven ervan aan latere generaties.
In de hoofdstukken wordt de overlevering van verschillende verhalen uit de doeken gedaan. Zo wordt getoond hoe populaire verhalen werden verteld en verspreid, hoe ze veranderden en overgenomen werden door populaire media. Om soms wat extra achtergrond te geven over een specifiek verhaal of een figuur uit de vertelcultuur zijn er verschillende kaderteksten in het boek te vinden. Hoewel deze teksten een aangename aanvulling en verdieping bieden op de bestaande hoofdstukken, zijn ze door de vormgeving minder prettig te lezen. De kaderteksten hebben namelijk een geel gestippelde achtergrond die er voor zorgt dat de teksten moeizaam te lezen zijn. Over het algemeen is de vormgeving van het boek verder leuk bedacht. De gele stippen die ook aan het begin van het hoofdstuk terug komen in een grote afbeelding sluiten goed aan bij de inkleurtechniek die bij centsprenten gebruikelijk was.
In dit boek komt een brede waaier aan verhalen aan bod, uiteenlopend van de late middeleeuwen tot en met de negentiende eeuw. (…) We hebben niet de pretentie volledig te zijn, maar dit boek bestrijkt door de gekozen verhalen wel een breed spectrum van de Nederlandse vertelcultuur. Er is gestreefd naar een grote variatie door te kiezen voor verhalen met een verschillende herkomst, een wisselende levensduur en een uiteenlopende ontwikkeling. (p.13)
Ik kan zonder meer vaststellen dat de publicatie erin geslaagd is deze belofte waar te maken. De bondige hoofdstukken in Sterke verhalen lezen aangenaam. Het werk geeft een goed beeld van de geschiedenis die het Nederlandstalige repertoire van de vertelcultuur heeft doorlopen en hoe verhalen door de eeuwen heen verschillende vertolkingen hebben gekregen. Kortom, Sterke verhalen biedt een ontdekkingstocht in de bekende en minder bekende verhalen en overleveringen uit onze vertelcultuur. Daarbij is het een mooie aanvulling op de tentoonstelling en leest het boek lekker weg.
Vera Weterings
De tentoonstelling Sterke Verhalen is van 24 juni tot en met 5 oktober 2014 bij Bijzondere Collecties UvA te bezoeken. In deze tentoonstelling is aan de hand van centsprenten, posters, een toverlantaarn en andere voorwerpen te zien hoe de overlevering van volksverhalen verliep en welke transformatie bekende verhalen hebben ondergaan. Van Assepoester tot Gullivers’ Reizen en van Tijl Uilenspiegel tot Faust. De nadruk ligt op de manier waarop de centsprent onze verhaaltraditie levend heeft gehouden