Klassiek. Geschiedenis van de Grieks-Romeinse wereld, Anton van Hooff
Ambo | Anthos, Amsterdam 2013
ISBN 978 90 263 2655 4
Gebonden, rijk geïllustreerd (in kleur), notenapparaat, chronologielijst, lijst van kaderteksten, illustratieverantwoording en registers
464 pagina’s
€ 22,95
Klassiek. Geschiedenis van de Grieks-Romeinse wereld
Anton van Hooff (1943), de auteur van Klassiek. Geschiedenis van de Grieks-Romeinse wereld is bekend van zijn werken over de klassieke Oudheid. Eerder verschenen van zijn hand Nero & Seneca, Athene en Marcus Aurelius. Van Hooff was tot 2008 hoofddocent klassieke geschiedenis aan de Universiteit Nijmegen. Sinds zijn pensionering doceert hij nog regelmatig klassieke talen aan het Stedelijk Gymnasium Nijmegen. Ook schrijft hij voor diverse kranten en tijdschriften en geeft hij lezingen over onderwerpen uit de klassieke geschiedenis.
In de proloog begint Van Hooff met de uitleg hoe het boek tot stand is gekomen. Hij begint met een dialoog over een ‘beetje aardig’ boek over de oudheid. Van Hooff legt uit dat er genoeg handboeken, omvangrijke ‘epische’ geschiedenissen, gedegen naslagwerken en rijk geïllustreerde kunstboeken zijn, maar dat ieder soort zijn eigen manco’s heeft: te solide, lezen niet als een geheel of beperken zich tot een archeologisch en kunsthistorisch beeld. Van Hooff werd door zijn uitgever gevraagd een ‘coherente geschiedenis’ van de oudheid te schrijven. In zijn proloog belooft Van Hooff een samenhangende geschiedenis en hoopt hij dat zijn passie voor de Oudheid in het boek wordt overgebracht.
‘Wat eerst niet meer dan een amechtige samenvatting leek te kunnen worden, werd gaandeweg een samenhangende geschiedenis. Het was een genoegen in mijn eigen boekerij oude vrienden ter hand te nemen en na tientallen jaren aangestreepte passages weer te genieten. Ik hoop dat dit boek mijn herleefde plezier uitstraalt.’ (p.11)
Hij maakt deze belofte meer dan waar. Het boek is op een heerlijke manier geschreven waardoor je het boek verslindt. Je kunt in het boek merken dat Van Hooff plezier heeft gehad in het schrijven van zijn werk en geniet van de werken die er uit de Oudheid zijn overgeleverd. Daarbij biedt het werk een prachtige geschiedenis in vogelvlucht door de Grieks-Romeinse geschiedenis.
Van Hooff behandelt in dit werk niet alleen de grote lijnen van de geschiedenis van de Grieks-Romeinse wereld zoals de listen van Odysseus, de fabels van Aisopos, de ethiek van Sparta, de veroveraar Alexander de Grote, de dichter Catullus en het verhaal van Augustus als restaurator, maar ook de kleinere zijsporen van de geschiedenis en geeft korte verklaringen van anekdotes of spreekwoorden in kaderteksten.
Klassiek biedt een plezierige geschiedenis van de Grieks-Romeinse wereld. Jammer is dat op enkele plaatsen in het werk duidelijk wordt dat Van Hooff deze geschiedenis voor een Nederlands publiek heeft geschreven. Van Hooff schrijft namelijk op zo’n aantrekkelijke wijze dat het werk ook prima vertaald had kunnen worden naar het Engels. Doordat Van Hooff verschillende verwijzingen maakt naar de Nederlandse cultuur of politiek zijn deze relaties en grappige anekdotes niet te begrijpen. Zo verwijst Van Hooff wanneer hij de Griekse polis aan het toelichten is naar de ‘gangbare’ Nederlandse weergave ‘stadstaat’. Deze noemt hij misleidend, omdat deze benaming doet denken aan stadstaten als Singapore en Monaco, terwijl men eerder moet denken aan Andorra (p. 50). Ook wanneer Van Hooff kijkt naar de dichters die hebben opgekeken tegen Pindaros zoekt hij dit in de Nederlandse dichtkunst met Bilderdijk die het pathos en de versvorm van Pindaros wilde navolgen:
‘Hij meende dat diens werk een geniale “uitstorting van het gevoel” was. Ook hijzelf werd door de dichtkunst bevleugeld zoals Ikaros.’ (p. 69)
Even verderop maakt hij opnieuw een verwijzing naar de Nederlandse literatuur. Zo verwijst hij naar fabels die ook in de middeleeuws-Nederlandse literatuur in de volkstaal werden omgezet, zoals Van den vos Reynaerde, een fabel in episoden (p. 75). Ook kan Van Hooff het in zijn werk niet nalaten te vermelden dat het Nederlands de enige moderne taal is die een eigen woord heeft voor filosofie: wijsbegeerte. Het is een directe vertaling van het Griekse woord dat ‘liefde voor wijsheid’ betekent. (p.80) Verder maakt Van Hooff in zijn epiloog een verwijzing naar een spotprent van cartoonist Cyprian Koscielniak van politicus Pim Fortuyn (p. 398). Tot slot is een anekdote die in een andere taal volledig verloren gaat een vergelijking tussen Livius en de Nederlandse Loe de Jong. Een niet-Nederlander is waarschijnlijk niet bekend met de veertiendelige geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog die bijna helemaal alleen is geschreven door historicus Loe de Jong.
‘Als een antieke Loe de Jong werkte hij (lees: Livius) tientallen jaren aan een enorm geschiedwerk, vanaf de stichting van Rome tot zijn eigen tijd.’ (p. 303)
Maar er zijn ook allerlei leuke anekdotes over het doorwerken van de klassieken op de huidige cultuur die internationaal te begrijpen zijn. Zo bespreekt hij in Klassiek de moderne variant van Pygmalion: de musical My Fair Lady (1958) en de film Pretty Woman (1990) (p. 315). Ook haalt hij voorbeelden aan van Shakespeare (p. 313) en een beeldgedicht van Leen Gheysels (p. 308).
Naast leuke anekdotes worden er door het gehele boek heen ook verschillende verklaringen gegeven van spreekwoorden en kunstwerken die hun oorsprong vinden in de klassieke wereld. Dit zijn leuke wetenswaardigheden die in menig geschiedwerk niet worden behandeld. Van Hooff legt over De school van Athene uit dat Aristoteles realistischer is en daarom naar de grond wijst, terwijl Plato naar boven wijst, naar de ideeën (p. 173). Daarnaast behandelt Van Hooff het beeld van de Venus van Milo (p. 197) Dit beeld dat nu bekend is met afgehakte armen zou eerst een appel in haar ene hand hebben gehouden en haar gewaad met haar andere hand hebben opgehouden. Ook legt Van Hooff in zijn werk de betekenis van enkele spreekwoorden uit. Om een voorbeeld te noemen: de knoop doorhakken:
‘Volgens het orakel zou nu degene die de ‘Gordiaanse’ knoop ontwarde, meester van de wereld worden. Na even gepeuterd te hebben hakte Alexander de knoop door, in zijn ongeremdheid de stad van een belangrijke toeristische attractie berovend en een uitdrukking scheppend.’
Nog veel belangrijker dan leuke anekdotes in het boek te verwerken, is het feit dat Van Hooff in zijn Klassiek ook misverstanden uit de weg ruimt. Zo beschrijft hij in een kadertekst de misvatting van het Latijnse citaat over de teerling bij het grensriviertje de Rubico. In deze kadertekst probeert hij het misverstand over dit citaat en over andere naamweergaven uit de weg te ruimen:
‘De correcte Latijnse weergave is dan ook niet alea iacta est (de dobbelsteen is geworpen), maar alea iacta sit, de dobbelsteen zij geworpen. Nog een misverstand om op te helderen: in het Nederlands moet de naam van het grensriviertje als Rubico worden weergegeven en niet op zijn Engels als Rubicon. Een honderdman is een centurio en geen centurion.’ (p. 258)
Kortom, Klassiek is een werk dat vol staat met mooie anekdotes, spreuken, vertaalde citaten en opvallende parallellen met latere tijden. Van Hooff is er dan ook meer dan in geslaagd om een bijzonder en heerlijk leesbaar verhaal over de samenhangende geschiedenis van de Grieks-Romeinse wereld te schetsen. Van de Griekse stadsstaten in de vijfde eeuw voor Christus tot het machtige Romeinse rijk, van Homeros tot Tacitus en van Alexander de Grote tot Caesar. Klassiek is voor zowel de leek als de meer geschoolde classicus een aanrader. Het werk biedt de classicus een heerlijke compacte geschiedenis vol herkenningsonderwerpen en ‘o, ja’ momentjes, terwijl het voor de leek een vlot geschreven introductie is in de geschiedenis van de Grieks-Romeinse wereld.
Vera Weterings
Pingback:
Overzicht werken over de Oudheid |
Pingback:
Keizers van het Colosseum, Anton van Hooff |
Pingback:
Sterven in stijl |
Pingback:
Week van de Klassieken bruist in Rijksmuseum van Oudheden |
Pingback:
Leesvoer voor de Romeinenweek |