De rode jonker, Anne-Marie Mreijen

Recensent: Wouter van Dijk

De rode jonker. De eeuw van Marinus van der Goes van Naters 1900-2005, Anne-Marie Mreijen

Uitgeverij Boom, Amsterdam 2018
ISBN: 9789089533395

Paperback, geïllustreerd in zwart-wit, met noten, bronnen- en literatuuropgave en personenregister
374 pagina’s
€ 24,50

De rode jonker

Marinus van der Goes van Naters (1900-2005) was tijdens zijn leven een vermaard politicus en sociaal-democraat, die ook na zijn actieve loopbaan nog geregeld van zich deed spreken als ‘het geweten van de Nederlandse sociaal-democratie’. Van der Goes’ leven omspande de gehele twintigste eeuw, en gezien zijn politieke activiteiten in binnen- en buitenland mag het opmerkelijk heten dat er niet eerder een biografie over deze markante man is verschenen. Anne-Marie Mreijen heeft daar met De rode jonker. De eeuw van Marinus van der Goes van Naters 1900-2005 verandering in gebracht. Eerder dit jaar promoveerde zij met deze biografie aan de Universiteit Utrecht.

Van der Goes van Naters werd geboren in Nijmegen, in een gegoed advocatengezin van protestants-liberale snit. Net als zijn vader zou hij jurist worden, maar hij werd al vroeg gegrepen door het idealisme van de socialistische beweging. Op de middelbare school in Nijmegen leerde hij Herman ‘Stuuf’ Wiardi Beckman kennen, die zijn politieke bewustwording aanwakkerde. De twee zouden goede vrienden worden. Getweeën maakten deze discipelen van Troelstra opmerkelijk snel carrière in de vooroorlogse SDAP. Van der Goes vertrok vervolgens in 1930 voor zeven jaar naar Limburg om daar namens de sociaaldemocraten meer voet aan de grond te krijgen. In het katholieke zuiden verleende hij juridische bijstand aan arbeiders en poogde een functionerende SDAP-organisatie van de grond te krijgen.

In 1937 werd hij vervolgens Tweede Kamerlid. Na in de oorlog geïnterneerd te zijn geweest vervulde Van der Goes van 1945 tot 1951 het fractievoorzitterschap van de SDAP. Als fractieleider was hij echter niet onomstreden, zijn wendbare en flamboyante karakter maakte dat niet alle partijgenoten hem als de ideale man op die plaats zagen. Daar kwam zijn laverende houding tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog nog bij. Vanaf 1952 koos Van der Goes min of meer eieren voor zijn geld en werd actief in de Europese politiek, waar hij zich aanvankelijk bezighield met de Saarkwestie, de vraag of het Saargebied bij Frankrijk of Duitsland gevoegd moest worden. Ook hield hij zich bezig met de samenwerking tussen Europa en het Afrikaanse continent, hij trachtte daarbij de positie van ontwikkelingslanden in Afrika op de politieke agenda te zetten. Naast zijn politiek-juridische activiteiten maakte Van der Goes zich sterk voor een beter natuur- en milieubeleid in binnen- en buitenland. Zijn leven lang was hij een gepassioneerd natuurbeschermer.

Uit Mreijens boek blijkt de belangrijke bijdrage die Van der Goes van Naters leverde aan de vernieuwing van de SDAP en de PvdA, en hoe hij aan de wieg stond van de Europese integratie. Buiten het fractievoorzitterschap van de PvdA in de tweede helft van de jaren veertig bekleedde hij echter geen ministerspost of ander politiek ambt. Hoewel hij naast zijn fractievoorzitterschap van de PvdA tussen 1945 en 1951 geen hoog politiek ambt bekleedde, werd hij aan het eind van zijn leven als icoon van de sociaaldemocratie betiteld. Dat gegeven nam Mreijen als uitgangspunt om zijn leven nader te onderzoeken. In de biografie laat ze zien dat zijn reputatie als icoon van de sociaal-democratie voortkwam uit zijn werk als politicus in diverse overlegorganen en de transnationale netwerken waar hij deel van uitmaakte. Ze belicht de staatsrechtelijke blik die hij als jurist op het sociaal-democratisch gedachtegoed had, en de manier waarop hij tijdens zijn leven bijdroeg aan het beeld dat van hem zou blijven bestaan.

Misschien wel de verrassendste onthulling die Mreijen in het boek doet, is het feit dat Van der Goes niet als jonkheer geboren werd, maar dat zijn vader deze titel pas in 1914 verwierf. Een opmerkelijk moment gezien de afkalvende positie van de adel in deze periode en de houding van Van der Goes ten opzichte van dit adeldom, dat hij zorgvuldig koesterde. Dit gegeven laat prachtig de tweeslachtigheid zien die in Van der Goes verankerd zat, enerzijds de flamboyante bourgeois die zich niet onwelwillend liet voorstaan op zijn adellijke afkomst, anderzijds de inspirerende en gedreven wereldverbeteraar en natuurbeschermer die zich met hart en ziel inzette voor een rechtvaardiger verdeling van kennis, macht en inkomen. Mreijen heeft een fraai staaltje geschiedschrijving afgeleverd met deze biografie, en de historiografie van de Nederlandse sociaal-democratie zeker verrijkt met een episode over deze rode jonker.

Wouter van Dijk