Recensent: Vera Weterings
De Romantiek in het Noorden. Van Friedrich tot Turner, onder redactie van Andreas Blühm, David Jackson en Ruud Schenk
Uitgeverij WBOOKS i.s.m. Groninger Museum (Zwolle 2017)
ISBN 9789462582392
Gebonden, met illustraties in kleur, catalogus en personenregister
224 pagina's
€ 29,95
De Romantiek in het Noorden
Het Groninger Museum presenteert met De Romantiek in het Noorden – van Friedrich tot Turner de eerste internationale overzichtstentoonstelling van landschapsschilderkunst uit de Romantiek in Noord-Europa. In de tentoonstelling zijn meer dan 95 werken uit Nederland, Duitsland, Scandinavië en Groot-Brittannië bij elkaar gebracht. Om financiële redenen is ervoor gekozen om niet ook werk uit Amerika, Rusland en andere delen uit de wereld aan te trekken. Desalniettemin is het niet alleen bijzonder dat nu eindelijk op zo’n grote internationale schaal werken uit de Romantiek zijn verenigd, maar ook dat de Nederlandse Romantiek nu voor het eerst in een internationale context wordt geplaatst. Hiermee laat het Groninger Museum zien hoe belangrijke Nederlandse kunstenaars als Barend Koekkoek, Wijnand Nuijen en Andreas Schelfhout zich verhouden tot hun beroemde buitenlandse tijdgenoten. Voor de tentoonstelling heeft het museum David Jackson, hoogleraar Russische en Scandinavische Kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Leeds, aangetrokken als gastconservator. Deze rol vertolkte hij al eerder bij de tentoonstelling Nordic Art 1880-1920 in het Groninger Museum (2014).
Bij de tentoonstelling verschijnt een gelijknamige publicatie met daarin alle werken in een catalogus. Het boek is echter meer dan een tentoonstellingscatalogus, voorafgaand aan de werken zijn ook drie essays te vinden die meer achtergrondinformatie bieden bij het genre van de Romantiek en de besproken werken. Het inleidende essay focust op de verschillende definities van landschapsschilderkunst in Europa en is geschreven door professor Werner Busch, expert op het gebied van de Romantiek. Busch maakt duidelijk dat Romantiek vele uitingsvormen kent die elkaar soms tegenspreken, maar dat de kunstenaars met elkaar gemeen hebben dat zij hun ervaringen opdeden in tijden van extreme onzekerheid. Hoewel de ideeën en uitkomsten van de Romantiek uiteenlopen en gevarieerd waren, vormde een fantasievolle omgang met de krachten van de natuur een constante in de uitingen van kunstenaars, schrijvers, musici en denkers. De landschapsschilderkunst nam tijdens de Romantiek (ca. 1800-1850) een hoge vlucht, met kunstenaars als J.M.W. Turner in Engeland, Caspar David Friedrich in Duitsland en Johan Christian Dahl in Noorwegen. Niet alleen spreken hun schilderijen nog steeds tot de verbeelding, ook ontstond in deze periode een nieuwe opvatting die een bepalende invloed heeft gehad op de moderne kunst. Schilders keken niet meer alleen zorgvuldig om zich heen; ze keerden ook de blik naar binnen, naar hun eigen innerlijk. De landschappen die zij schilderden zijn net zo gevarieerd en veranderlijk als de gemoedstoestanden van de mens. Zo geeft de natuur zowel een historische als spirituele beleving.
“Kunstenaars als Friedrich, Constable, Turner, Eckersberg en anderen zijn, hoe verschillend ook qua opvattingen en methoden, schatplichtig aan een romantisch paradigma dat is te herleiden tot een bewust opgeroepen en vastgehouden spanning tussen ideaal en werkelijkheid.” (p. 21)
Ondanks dat de tentoonstelling focust op de landschapsschilderkunst tussen de jaren 1770 en begin jaren 1860 zijn er ook een aantal kunstenaars vertegenwoordigd die we niet tot de romantici zouden rekenen, zoals Joseph Wright of Derby en de Deense kunstenaars. Deze laatste groep lijkt in geen enkel hokje te passen met hun inmiddels bejubelde olieverfschetsen uit de periode 1820-1850. Toch is het volgens Jackson interessant om deze kunstenaars en hun werk langs de lat van de romantische criteria te leggen, om na te gaan op welk punt en in hoeverre ze zich losmaakten van de vanzelfsprekendheden die eeuwenlang voor kunst golden.
Het tweede essay is geschreven door gastconservator Jackson en gaat in op het romantische landschap in de Scandinavische kunst. Hierbij laat hij zien dat het opvallend is dat waar het landschap eerst alleen in de achtergrond van het schilderij aanwezig was het steeds nadrukkelijker op de voorgrond komt. Het werd een van de belangrijkste manieren om romantische en nationalistische sentimenten uit te drukken.
Het derde essay is van de hand van Jenny Reynaerts, conservator achttiende- en negentiende-eeuwse schilderkunst bij het Rijksmuseum. In haar essay behandelt ze de plaats van de Nederlandse romantische landschapsschilderkunst in Europese context. Hierbij licht ze ook toe dat de term Romantiek in Nederland lange tijd een negatieve smaak heeft gehad doordat enkele kunstcritici de romantische schilderkunst gelijkschakelden met alles wat overdreven was in kleurgebruik, compositie en gevoelsuitdrukking.
Na de drie essays volgt het catalogusgedeelte waarbij per kunstenaar de werken worden behandeld die in de tentoonstelling te zien zijn en waarmee het boek rijkelijk is geïllustreerd. Zo is er bijvoorbeeld aandacht voor Pierre Louis Dubourcq (1815-1873) die veel reisde, een absolute must voor de romantische landschapsschilder. In zijn werk is het opvallend dat zijn ogenschijnlijk rustige natuurlandschappen vol zitten met toespelingen op het leven en de dood, zoals bijvoorbeeld een begrafenisstoet in zijn werk, of de stromende beek met halfdode eik. Een andere kunstenaar die wordt uitgelicht is Martinus Rørbye (1803-1848). Hij was de eerste kunstenaar die in 1833 het dorp Skagen bezocht in het uiterste noorden van Denemarken, dat zou uitgroeien tot de beroemdste kunstenaarskolonie van het land. Hij maakte daar onder andere Gezicht op de Romeinse Campagna uit 1835 dat ook in het boek te bewonderen is net als vele andere prachtige landschappen. Het boek staat er vol mee: van dramatische landschappen met woeste zeeën, imposante bergen en vulkaanuitbarstingen tot stille maannachten en serene velden waar de eenzame passant tot rust komt.
Door het boek te lezen of de tentoonstelling te bezoeken leer je verder te kijken dan het stereotype beeld dat de Romantiek met zich meedraagt. Zo zet De Romantiek in het Noorden de landschapsschilderkunst uit de Romantiek in een breder perspectief dan ooit tevoren. De rijkelijk geïllustreerde uitgave is niet alleen een lust voor het oog, maar informeert ook met prettig leesbare essays. Het enige nadeel aan het boek is het haast onhanteerbare formaat, dat tevens ook gelijk een voordeel is doordat de afbeeldingen zo uitermate goed tot hun recht komen. Kortom, deze publicatie is voor kunstliefhebbers een kolfje naar hun hand.
Vera Weterings
De tentoonstelling de Romantiek in het Noorden is nog tot en met 6 mei 2018 te bezoeken in het Groninger Museum.