In 1666 was de Tweede Engelse Oorlog in volle gang. De vloot van de Republiek lag in Zeeland. De Engelse marine maakte daarvan gebruik door op 19 augustus 1666 onder leiding van schout-bij-nacht Robert Holmes de Nederlandse kustwateren binnen te varen en de Nederlandse handelsvloot die voor anker lag op het Vlie te vernietigen. Zo’n 150 tot 170 koopvaardijschepen werden met behulp van branders, onbemande in brand gestoken sloepen, naar de bodem van de zee verwezen. Circa 2000 mensen lieten het leven in de aanval.
Na de vernietiging van de Nederlandse handelsvloot gaf Holmes bevel het dorp Oost-Vlieland in de as te leggen maar vanwege ongunstig tij en wind ging dat niet door. Dan maar West-Terschelling aan de andere kant van het Vlie, en zo gebeurde. Op 20 augustus 1666 landden de Engelse soldaten op het strand van Terschelling en al snel stond West-Terschelling in lichterlaaie. De kerk en vuurtoren Brandaris bleven gespaard. De rest van het dorp brandde tot de grond toe af en nu, 350 jaar later, is vanwege het herdenkingsjaar 2016 de brandlaag van destijds weer in de bodem zichtbaar gemaakt tegenover Museum ‘t Behouden Huys. De legende wil dat toen de Engelse horde verder het eiland wilde intrekken zij tussen de dorpen West-Terschelling en Midsland ter hoogte van het gehucht Striep (Fries: Stryp) een verhoging in het landschap gewaar werden. Dit was het oude kerkhof van Striep, maar in de mist leek het de Engelsen een militaire versterking. Toen zij een passerend oud vrouwtje vroegen wat dat was daar in de verte, antwoordde dit Stryper Wyfke hen:
Ze staan er met honderden, maar liggen er bij duizenden.”
Daarmee doelde ze op de begravenen, maar de Engelsen vatten het op als lag er een Hollandse strijdmacht achter de versterking. Ze maakten direct rechtsomkeert en zo behoedde het Stryper Wyfke het eiland voor verdere plundering en ellende. Nog altijd wijst ze, in brons gegoten, voorbijgangers de richting van het kerkhof.
Hoewel buiten West-Terschelling de rest van het eiland gespaard bleef voor deze Engelse Furie, was het verlies van de enorme handelsvloot een zware aderlating voor de Republiek. Zo’n 12 tot 13 miljoen gulden verdween die 19e augustus in de golven, een waanzinnig bedrag, waarmee de oorlog met Engeland een jaar lang bekostigd had kunnen worden. De beurs in Amsterdam sloot voor enkele dagen, het land was in paniek. Bij het huis van Michiel de Ruyter braken rellen uit. De Engelsen spraken na afloop vergenoegd van Holmes’ Bonfire daar op het Vlie.
De ramp van 1666 zou één van de belangrijkste aanleidingen zijn van de in Nederland veel bekendere Tocht naar Chatham, waarbij de Nederlandse vloot de Engelse tegenhanger in haar ankerplaats opzocht en vervolgens kelderde. Het vlaggenschip de Royal Charles werd in triomf meegevoerd, waardoor we ons vandaag de dag in het Rijksmuseum nog altijd aan de spiegel van het schip kunnen vergapen. Hoewel de tweedaagse ramp in Nederland goeddeels vergeten is, werkt men op Vlieland en Terschelling hard aan een herwaardering van dit stukje Nederlandse geschiedenis. In het herdenkingsjaar 2016, 350 jaar na de ramp, zijn er tal van initiatieven en activiteiten georganiseerd die deze bewogen episode uit de geschiedenis van de beide eilanden zichtbaar maken. Zo is in Museum ‘t Behouden Huys in West-Terschelling een speciale expositie gewijd aan de gebeurtenissen in augustus 1666 en wordt de aandacht van het grote publiek getrokken met de uitgave van een speciale glossy over dit rampjaar avant la lettre. De activiteiten bereiken een hoogtepunt met de speciale herdenkingsweek van 19 t/m 27 augustus.
Wouter van Dijk
Meer informatie over de Engelse Furie is te vinden op deze speciale website die aan de herdenking is gewijd.