Het einde van het Romeinse Rijk

het-einde-van-het-romeinse-rijk-maarten-van-rossem-boek-cover-9789046819081Recensent: Wouter van Dijk

Het einde van het Romeinse Rijk, Maarten van Rossem

Nieuw Amsterdam Uitgevers, z.p. 2016
ISBN: 978 90 468 1908 1

Paperback, met literatuurlijst en register
110 pagina’s
€12,99

Een ondergangsgeschiedenis met lacunes

Historicus Maarten van Rossem die de ondergang van het West-Romeinse Rijk beschrijft en verklaard. Het lijkt op het eerste gezicht een wat vreemde combinatie. Van Rossem is een bekende historicus die zijn sporen in de geschiedwetenschap ruimschoots verdiend heeft, zowel aan de universiteit als daarbuiten, maar hij is gespecialiseerd in de geschiedenis van de Verenigde Staten, goed we maken er twintigste eeuw in z’n geheel van zo u wilt. Maar het Romeinse Rijk? Dat doet de wenkbrauwen toch wat fronsen. Je vraagt je af hoe een dergelijk project geboren wordt, wilde Van Rossem eens wat anders? Had de uitgeverij een titel nodig om te scoren? Het Romeinse Rijk, en dan vooral de dramatische ineenstorting ervan, in het westen dan, doet het altijd goed. Maar laten we niet op voorhand te negatief zijn, een frisse blik op een veelbeschreven onderwerp als de ondergang van het Romeinse Rijk in het westen kan ook heel verhelderend werken en misschien zelfs tot nieuwe inzichten leiden. Helaas is dit in het geval van Van Rossems boek niet het geval.

Terzake, in een boekje van zakformaat van net honderd pagina’s een dergelijk ingewikkeld verschijnsel als het verdwijnen van het Romeinse Rijk uit West-Europa beschrijven, lijkt wel een erg grote uitdaging. Toch zet Van Rossem zich aan deze taak. Hij heeft hierbij veel aandacht voor de politieke onrust en instabiliteit die gepaard ging met de strijd tussen keizers en tegenkeizers in de derde tot en met de vijfde eeuw na Christus maar verzuimt daarbij de conclusie te trekken dat deze voortdurend oplaaiende en terugkerende interne strijd de belangrijkste factor was waardoor het Romeinse Rijk in het westen aan de grenzen uiteindelijk bezweek aan de ‘barbaarse horden’. Hij weidt veel uit over de legerhervormingen onder Constantijn, het instellen van een mobiele reserve en een forse toename in deze reserve van de cavalerie ten opzichte van de Romeinse key to success, de zware infanterie. Wanneer hij zich de vraag stelt ‘waar is toch dat enorme Romeinse leger gebleven?’, hetgeen hij bij herhaling doet, gaat hij voorbij aan het meest essentiële antwoord, namelijk dat dat simpelweg sterk gereduceerd is door de vele interne strijd van Romeinse legioenen tegen andere legioenen. Zoals Van Rossem zelf al aangeeft (p. 14-15) brachten de gedisciplineerde legionairs de tegenstander over het algemeen óók als ze een veldslag verloren ernstige verliezen toe, zo ook elkaar in de gevallen dat ze tegen elkaar vochten.

Door de sterke focus op grotemannengeschiedenis, waarbij de namen van keizers en legeraanvoerders over elkaar heen buitelen, mist de auteur vaak aandacht voor onderliggende tendensen. De de-urbanisatie van grote delen van het westelijke rijk komt weinig aan de orde, het bestuursapparaat enkel wanneer over belastingtekorten die leiden tot troepenafname ter sprake komen. Van Rossem spreekt in navolging van oudere auteurs nog steeds veelal in termen van barbaren tegenover Romeinen, terwijl de werkelijkheid natuurlijk in veel gevallen onduidelijker en vloeibaarder was. Romeinse aanvoerders als Stilicho en Ricimer worden nog steeds neergezet als Germaanse afstammelingen, in plaats van de geromaniseerde burgers die ze waren. Hetzelfde geldt voor Alarik, de ‘gotenkoning’ aldus Van Rossem, al heeft hij wel in de gaten dat Alarik bovenal een gewaardeerde functie in de Romeinse legerbureaucratie wilde verwerven, zoals verderop blijkt. Alarik voelde zich Romein maar werd keer op keer geschoffeerd door keizer Honorius, misschien wel de meest rampzalige keizer ooit, al is de concurrentie op dat vlak natuurlijk groot. De omstandigheden hebben hem in ieder geval niet geholpen.

Van Rossems onderzoek voor het schrijven van het boekje lijkt haastig te zijn gedaan. Hij geeft aan het begin van zijn boek aan geen deskundige op het gebied te zijn, toch heeft hij schrikbarend weinig literatuur tot zich genomen, een schamele dertien boeken als we de literatuuropgave mogen geloven, allemaal engelstalig. De her en der aangehaalde auteurs in de lopende tekst doen zelfs vermoeden dat Van Rossem aan een handjevol wel genoeg had, met The Fall of Rome. And the End of Civilization van Bryan Ward-Perkins voorop.

Is het dan allemaal kommer en kwel? Nee, hoewel Van Rossems analyse duidelijk gaten vertoont, onvermijdelijk zo lijkt mij met zo’n beperkt aantal pagina’s ter beschikking, zien we aan het eind van het boek weer een glimp van Van Rossem zoals we hem goed kennen; als een bovenal nuchtere en helder formulerende historicus die klip en klaar duidelijk maakt waarom, in dit geval, elke vergelijking tussen de ondergang van het Romeinse Rijk in het westen en bijvoorbeeld de ondergang van de Sovjet-Unie of de Verenigde Staten tot mislukken gedoemd is. Het is daarom jammer dat Van Rossem dit project is aangegaan, temeer omdat hij zelf aangeeft dat zijn expertise op een ander vlak ligt. Een uitglijder begaat echter iedereen weleens. Er blijft genoeg recente geschiedenis over om te beschrijven, waarbij Van Rossem ongetwijfeld een zinnige bijdrage aan het historisch debat kan leveren. Iemand die meer te weten wil komen over de teloorgang van het Romeinse Rijk in West-Europa zou ik echter niet Van Rossems boekje aanraden, maar Jeroen Wijnendaele's Romeinen en barbaren. De ondergang van het Romeinse Rijk in het Westen, dat ik eerder op deze website besprak.

Wouter van Dijk