Recensent: Wouter van Dijk
Historische stadsbibliotheken in Nederland. Studies over openbare stadsbibliotheken in de Noordelijke Nederlanden vanaf circa 1560 tot 1800, Ad Leerintveld & Jan Bedaux (red.)
Walburg Pers, Zutphen 2016
ISBN: 9789462491441
Hardcover met leeslint, rijk geïllustreerd in kleur, bibliografie, overzicht van historische bibliotheken, personalia en plaats- en persoonsregister
176 pagina’s
€39,50
Stadsbibliotheken in de Noordelijke Nederlanden
Oude stadsbibliotheken spreken bij veel geschiedenisliefhebbers tot de verbeelding. Erg vreemd is dat niet, mensen met interesse in geschiedenis houden over het algemeen wel van een goed verhaal en zijn mede daarom vaak enthousiaste lezers. De liefde voor het boek is een natuurlijke metgezel van de historische interesse. Verspreid over ons land zijn vandaag de dag nog een aantal van deze vroege bibliotheken bewaard gebleven, al dan niet in hun oorspronkelijke verblijfplaats. Onder redactie van boekhistorici Ad Leerintveld en Jan Bedaux is de geschiedenis van vijftien van deze stadsbibliotheken in een bundel verzameld. Leerintveld is conservator bij de Bijzondere Collecties van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en Bedaux is oud-directeur en vakreferent aan de Athenaeumbibliotheek te Deventer. Speciale aanleiding voor de uitgave was het 450-jarig bestaan van de Librije in Zutphen in 2014. Naar aanleiding hiervan werd een congres over historische stadsbibliotheken in Nederland georganiseerd. De bijdragen hieraan zijn omgevormd tot dit boek. Naast de hoofstukken die de vijftien steden uit de voormalige Noordelijke Nederlanden toebedeeld kregen, zijn voor een vollediger beeld de geschiedenis van de historische stadsbibliotheek van Antwerpen en een overzicht van een aantal Zeeuwse bibliotheken aan de bundel toegevoegd. Deze bibliotheken waren vaak openbaar, maar niet in de algemene zin zoals wij nu openbare bibliotheken kennen. De openbaarheid sloeg voornamelijk op het feit dat het geen privé- of kerkbibliotheken waren waarvan alleen de verzamelaar of geestelijken in kwestie gebruik konden maken. Ook bij de stadsbibliotheken was het vaak, docht niet altijd, slechts een select gezelschap van hooggeplaatsten en –geleerden dat toegang had tot de lectuur.
Zoals uit het inleidende artikel en ook uit de geschiedenis van de afzonderlijke collecties blijkt, begonnen veel stadsbibliotheken hun bestaan als voormalige klooster- of kapittelbibliotheken, die na de Reformatie door het betreffende stadsbestuur werden geconfisqueerd. Hier was echter in lang niet alle gevallen sprake van. Waar in Gouda in 1594 de boeken uit de St. Jan werden gehaald en in feite de kerklibrije werd gebruikt als begin van de collectie van de stadsbibliotheek, daar werden in Leiden vanaf 1574 na het Ontzet in het geheel geen boeken uit geestelijke bibliotheken gevorderd. Wel was men er daar van stadswege als de kippen bij om de archieven van de Leidse kloosters en kerken in handen te krijgen. Daar hingen dan ook flinke financiële belangen mee samen. In de verschillende bijdragen wordt gestreefd naar een vergelijking in context van alle stadsbibliotheken die aan bod komen. Zaken die hierbij aan de orde komen zijn ontstaan, huisvesting, beheer, gebruik en catalogi en inhoud van de bibliotheken.
In de eerste bijdrage, over de geschiedenis van de stadsbibliotheek van Amsterdam, geeft Jos Biemans een schematisch overzicht van onder andere de steden met een bibliotheek die gesticht werd in de zestiende eeuw, en de bewaarplaats van die boekencollectie. Hierbij is te zien dat in veel gevallen de boekencollectie fysiek bleef waar deze al bewaard werd namelijk de hoofdkerk van die plaats. Het exacte moment en de context van de stichting van de stedelijke bibliotheken is soms niet meer te achterhalen, simpelweg door het ontbreken van bronmateriaal zoals in het geval van Enkhuizen, Alkmaar en Amsterdam.
In andere gevallen kan juist een zeer precieze reconstructie van de beginjaren en latere geschiedenis van de desbetreffende librijes worden gemaakt met behulp van bewaard archiefmateriaal. Dit is bijvoorbeeld het geval in Gouda, waar het wel en wee van de librije is te volgen via eerst het kerkmeestersarchief van de St. Janskerk. In 1612 werd een college van librijemeesters ingesteld dat fungeerde tot 1979, en dat een begin maakte met de aanleg van wat het librije-archief zou worden en thans zo’n 4,5 strekkende meter beslaat. Na opheffing van het college werd de Goudse librije onderdeel van de bibliotheek van het toenmalige gemeentearchief, thans Streekarchief Midden-Holland. In Gouda zijn zelfs confiscatielijsten van de na de Reformatie van kerken en kloosters gevorderde boeken bewaard gebleven.
Een ander voorbeeld is de Librije te Zutphen. Daar is uit de archieven op te maken dat al in de vijftiende eeuw een aanzienlijke collectie boeken in de St. Walburgiskerk werd bewaard. In 1495 vermaakte burgemeester Henrick Kreynck zijn boeken aan de Librije op voorwaarde dat deze op een behoorlijke manier geketend zouden worden, dit om diefstal tegen te gaan. De Librije was toen nog een kapittelbibliotheek maar dit veranderde in 1591 met de definitieve overgang van Zutphen naar Staatse zijde. In 1608 werd het tot dan toe vrij soepele uitleenbeleid versoberd. Het stadsbestuur besloot dat er geen boeken meer mochten worden uitgeleend en de sloten van de bibliotheek werden vervangen.
In Leiden zorgde stadssecretaris Jan van Hout ervoor dat we tegenwoordig nog veel van de lotgevallen van de universitaire boekencollectie kunnen reconstrueren. Zo weten we dankzij hem veel over drukker Plantijn die enige tijd in de stad woonde en een goede vriend van Van Hout was. Plantijn schonk ook boeken aan de Leidse universiteit, de lijst uit 1585 met de 32 titels is terug te vinden bij Erfgoed Leiden en Omstreken.
Uit de artikelen in de bundel blijkt dat in veel gevallen de librijes er op een soortgelijke manier uitzagen. In veel steden is op een zeker moment een kleine aanbouw aan de hoofdkerk van de stad gebouwd waarin de boekencollectie een plaats kreeg. In deze ruimte waren dan kasten ruggelings tegen elkaar geplaatst waarin de boeken daarin met kettingen vastgemaakt waren aan een metalen stang die aan de kast vastzat. In andere gevallen rustten de boeken op lectrijnen, lessenaars, waarbij ze ook vaak weer aan een stang waren vastgeketend. In Gouda is de rekening voor de koperen kettingen en ringen om de boeken van de librije vast te maken nog bewaard gebleven, en in Deventer de betaling van de rekening van Michell Kistemaecker die voor de boeken in de librije een kast met slot daarop maakte. In de zeventiende eeuw is een verschuiving zichtbaar waarbij de kasten tegen de wanden van de ruimte worden geplaatst met een hekwerk ervoor. In het midden van de ruimte konden bezoekers de boeken raadplegen, deze werden door de bibliothecaris over het hekwerk aan de bezoeker aangereikt. In een aantal gevallen is de oorspronkelijke bewaarplaats van de boekverzamelingen tot op heden intact gebleven of in oude luister hersteld. Mooie voorbeelden van librijes met lectrijnen zijn die van Zutphen, Enkhuizen en Edam, waar de Bibliotheca Thysiana een prachtig nog bestaand voorbeeld is van een zeventiende-eeuwse inrichting.
Dan zijn er natuurlijk nog de unieke historische werken die zich in tal van de stadslibrijes bevinden, hieronder een kleine greep uit het aanbod. Aan de stadsbibliotheek van Rotterdam, de Laurenslibrije, werd bijvoorbeeld in 1608 door admiraal Cornelis Matelief een op Chinees papier handgeschreven koran uit Indië cadeau gedaan. De Haarlemse stadsbibliotheek bezit een aanzienlijke collectie Costeriana waaronder veel wiegedrukken vanwege de band met drukker Laurens Jansz. Coster. Een topstuk van de Utrechtse boekencollectie is het Utrechts Psalter, een psalmboek dat rond 830 werd vervaardigd in Reims of omgeving en in 1716 aan de stadsbibliotheek van Utrecht werd gelegateerd.
De hierboven aan de orde gekomen veelzijdigheid en diepgang in de bijdragen maakt het boek van Bedaux en Leerintveld erg interessant om te lezen. Het is daarbij een lust voor het oog door de vele afbeeldingen van bewaarplaatsen en collectiestukken. Zeker lezen!
Wouter van Dijk