In het Archeon in Alphen aan den Rijn is momenteel in het badhuis de expositie Koud! te zien. Deze familietentoonstelling gaat over de winter van de prehistorie tot nu. In de tentoonstelling krijgen bezoekers een kijkje in de manier waarop men in de winter leefde: de kleding, de adventstijd, het conserveren, de heerlijke recepten, het maken van vuur en de ontwikkeling van het klimaat. In de tentoonstelling is aandacht voor de perioden die ook elders in het park aandacht krijgen: de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen.
De winter is voor velen een treurige periode, vorige week vond Blue Monday nog plaats. Deze treurige kijk op deze koude periode is van alle tijden. Ook de Romeinen beschouwden de winter als treurige periode, toch was er een uitzondering: de Saturnalia tussen 17 en 23 december. De Saturnalia waren feestdagen die werden gehouden voor de god Saturnus, en om het einde van het landbouwjaar te vieren. De Saturnalia konden door iedereen gevierd worden: scholen gaven vrij, rechtbanken waren gesloten en veroordelingen werden uitgesteld. De Saturnalia zijn een mooi feest omdat er net als in onze huidige kerstperiode veel versierd werd: de deurposten werden versierd met laurier en groene takken en in huis werden kleine lichtjes gebrand. Maar het meest bijzondere aan de feestdagen was de gewoonte om de sociale rollen om te draaien. Dit betekende dat een slaaf voor even de baas werd over zijn meester.
Ook in de Middeleeuwen was de winterperiode nog geen seizoen waar men naar uitkeek, al is in getijdenboeken en schilderijen wel te zien dat men wel degelijk plezier beleefde in de winter. Taferelen van ijspret zijn ook uit de Middeleeuwen bekend. Zo toont het schilderij Volkstelling van Bethlehem van Brueghel de Oudere uit 1566 verschillende wintertaferelen die niet alleen noodzakelijk waren in deze koude periode. Naast handelaren die een bevroren rivier oversteken, paadjes die worden geveegd en vastgelopen karren die worden losgetrokken, is ook te zien hoe er sneeuwballen worden gegooid, schaatsen worden aangetrokken, op het ijs zweeptollen worden aangeslagen en hoe twee meisjes het ijs onveilig maken in priksleetjes.
In de tentoonstelling is ook aandacht voor de kleding voor de winterperiode. Zo wordt uitgelegd hoe het ombinden van huiden rond 40.000 voor Christus plaats ging maken voor kleding uit op maat gesneden stukken vacht die aan elkaar werden genaaid met naald en darmdraad. Dit waren de broeken, shirts, mutsen en mantels avant la lettre. Toen men in 36.000 voor Christus ook nog leerde hoe men draden kon maken uit vlas door te twijnen waren de eerste stappen naar het spinnen en vervaardigen van stoffen gezet. Toch duurde het tot circa 7.000-5.500 voor Christus tot het weefgetouw zijn intrede deed en men vlas ging verbouwen en schapen fokte voor de wol.
Tot slot, het eten in de winter. Doordat voedsel met name in de koude perioden zeer schaars was, ging men al in de prehistorie natuurlijke conserveringsprocessen observeren en gebruiken. Al vanaf 12.000 voor Christus werd het drogen van producten met behulp van zon, wind en vuur in het Nabije Oosten gebruikt. Toen men rond 10.000 voor Christus per toeval het proces van fermentatie ontdekte door zachte vruchten in een tas te laten zitten, leidde dit tot de ontwikkeling van bier en wijn. Rond 5.000 voor Christus werd ontdekt dat naast zon, wind en vuur ook zeezout kon worden gebruikt om voedsel mee uit te drogen.
In de Romeinse tijd werd conserveren nog belangrijker, voedsel was met regelmaat schaars en de verschillende wijzen van conserveren waren erg populair. Zo is bij Plinius ook te lezen dat men gebruik maakte van het drogen, zouten, zoeten en fermenteren. Niet alleen Plinius, maar verschillende Romeinse schrijvers schreven over conserveren en hoe het niet alleen bijdroeg aan de houdbaarheid, maar ook de smaak. Zo stelt Vitrivius dat wijn beter smaakt en goed houdbaar is dankzij de met hars ingesmeerde kruiken. Een ander voorbeeld kennen we uit geschriften van Apicius die bijna twintig conserveringsrecepten schreef. Volgens hem werd varkensvlees lekkerder en bleef het langer goed als het bewaard werd in een mengsel van honing, mosterd, azijn en zout. Behalve honing werd pekel ook populair bij de Romeinen. Het pekelen was een nieuwe methode van conserveren waardoor de smaak van vis stukken beter werd door ze te leggen in een zoutoplossing met azijn of wijn. Grappige bijkomstigheid was dat het afvalproduct dat overbleef na het pekelen immens populair werd onder de noemer garum, de befaamde Romeinse vissaus. In de tentoonstelling zijn deze en andere conserveringsmethoden door de eeuwen heen te bekijken. Al met al is Koud! een fraaie familietentoonstelling waar de bezoeker op laagdrempelige wijze meer te weten komt over de gewoonten in de winter van de prehistorie tot nu.
Vera Weterings
De tentoonstelling Koud! in het Archeon in Alphen aan den Rijn is nog tot en met 18 maart 2018 te bezoeken.