Museumbezoeking. Waarom wij naar musea gaan, Pauline Slot
De Arbeiderspers, Amsterdam 2015
ISBN 9 789029 539289
Paperback
224 pagina's
€ 16,99
Museumbezoeking
Het museumbezoek neemt de afgelopen jaren toe. In het rapport Museumcijfers 2013 van de Museumvereniging en de Vereniging van Rijksmusea (VRM) is te vinden dat musea in 2013 maar liefst 23,2 miljoen bezoekers trokken, dat is een stijging van 2,7 miljoen ten opzichte van 2012. Met name in Nederland is de belangstelling voor musea groeiende en stijgen de bezoekersaantallen en verkoopcijfers van de Museumkaart de laatste jaren. Wellicht valt deze stijging deels te verklaren met behulp van bevindingen uit het Rapport onderzoek naar cultuurbeleving van Nederland 2014. Hieruit blijkt namelijk dat het favoriete culturele uitstapje in Nederland een museumbezoek is. Bijna drie op de tien mensen is van plan een museum te bezoeken. Bij de Nederlander zijn historische musea en openluchtmusea favoriet. Daarnaast zijn ook de wetenschapsmusea en natuurmusea erg populair. Maar waarom wordt een museumbezoek steeds populairder? En waarom bezoeken we eigenlijk een museum en hoe beleven we het als we daar zijn? Deze vragen intrigeerden Pauline Slot dusdanig dat ze haar ervaringen met museumbezoeken heeft opgepend in het boek Museumbezoeking. Waarom wij naar musea gaan.
Pauline Slot studeerde aan de Universiteit Leiden Nederlands en schreef aan de Universiteit van Amsterdam samen met Willem Koetsenruijter (docent bij de Praktijkstudie Journalistiek en Nieuwe Media aan de Universiteit Leiden) het leerboek Het schrijven van betogen (1989) en het proefschrift How can you say that? (1993) over retorische vragen in discussies. Slot debuteerde met haar roman Zuiderkruis (1999) en schreef hierna nog vijf romans. In 2014 verscheen haar eerste non-fctieboek: De hond als medemens, een autobiografische exploratie van de verhouding tussen mens en hond. Haar nieuwste literaire non-fictie Museumbezoeking gaat over waarom wij naar musea gaan en wat wij daar beleven.
Museumbezoeking is gebaseerd op de ervaringen van Slot tijdens haar museumbezoeken. Als verwoed museumbezoeker is zij de afgelopen decennia in een grote verscheidenheid aan grote en kleine binnenlandse en buitenlandse musea geweest. Zo bezocht ze grote namen zoals het British Museum, Louvre, Van Gogh Museum, Tate Britain en de verschillende Guggenheim musea, maar ook kleinere zoals het Gorcums Museum,
Het boekje behandelt oude herinneringen tot zeer recente gebeurtenissen. Denk bijvoorbeeld aan de blockbuster tentoonstelling Late Rembrandt in het Rijksmuseum waarvoor het museum vier bekende Nederlanders met een conservator voor een schilderij neerzette zodat er over de kunst werd gebabbeld. Op die manier werd gestimuleerd om beter naar de kunst te kijken. Helaas bleek de tentoonstelling zo druk bezocht dat je tussen de achterhoofden door de schilderijen moest zien.
Ook staat Slot stil bij nieuwe ontwikkelingen zoals crowd curating, waarbij het publiek wordt ingezet om tentoonstellingen samen te stellen en vorm te geven. In het Chicago History Museum gebeurt dit al en ook in Nederland wordt er middels het samenwerkingsprogramma Mix Match Museum mee geëxperimenteerd. Een deel van de resultaten zijn te bewonderen in zeven tentoonstellingen in het Kröller-Müller Museum. Het verst ging volgens Slot het Santa Cruz Museum of Art and History hierin met een zogenoemde Hack the Museum. Dit hield in dat een groep mensen achtenveertig uur los ging in het museum om een tentoonstelling te maken.
Niet alleen crowd curating komt aan bod, ook het steeds belangrijker worden van het gebouw van het museum. Denk hierbij aan musea zoals het Groninger Museum, het Stedelijk en niet te vergeten de Philipsvleugel die een jaar na de heropening van het Rijksmuseum nodig bleek.
“Extravagant of ingehouden elegant: het museumgebouw is hoe dan ook het nieuwe affiche met ‘komt dat zien’ erop.” (p. 42)
Daarnaast staat Slot stil bij het feit dat de vraag naar de verhouding tussen collectie en gebouw steeds relevanter wordt nu musea steeds vaker ruimte bieden aan andere activiteiten. Museumwinkels bieden een overvloed aan hebbedingetjes met kunstwerken hierop afgebeeld. Het Children’s Museum of Tacoma Washington heeft de museumwinkel juist gesloten ondanks de winstgevendheid. Het museum wil namelijk niet langer aanzetten tot consumptie. Door minder subsidie proberen musea met nieuwe initiatieven geld in het laadje te brengen, maar of dat altijd goed is? Het Scheepvaartmuseum kwam in het nieuws door een schietpartij tijdens een dancefeest, het Van Gogh Museum heeft tegenwoordig ook een consultancy-tak en het debacle met ‘ondernemerschap’ in het Rotterdamse Wereldmuseum heeft aangetoond wat er gebeurt als het museum te werelds wordt.
“Bijzonder is dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen waarschuwde niet te hard van stapel te lopen: het museum krijgt immers gewoon subsidie. Een onverwacht verfrissend geluid van onze terugtredende overheid.” (p. 52)
Veel musea vinden het tegenwoordig nodig om hun bezoekers tot een reactie te bewegen. Zo moet het museumbezoek voor interactie zorgen. Dit kan bijvoorbeeld middels vraag-antwoord bordjes en met behulp van interactieve schermen. Alleen, dan moeten zulke schermen het wel doen. Niet zelden blijken volgens Slot de schermen mishandeld door de vorige bezoekers en tonen zij niets anders dan een zwart scherm.
Museumbezoeking is een heerlijk vlot geschreven boek over de hoogte- en dieptepunten van modern museumbezoek. Als fervent museumbezoeker heb ik met plezier veel herkenbare anekdotes over bezoekers, tentoonstellingen en andere museale ervaringen gelezen. Voor lezers die ook graag musea bezoeken, zal het boek dan ook een feest van herkenning zijn. Voor museummedewerkers zitten er een paar mooie eye openers in het boek en sluit Slot af met een wensenlijst die geïnterpreteerd kan worden als een aantal wijze lessen.
Vera Weterings