Nederland valt aan. Op weg naar oorlog met Indonesië 1947, Ad van Liempt
Uitgeverij Balans, Amsterdam 2012
ISBN: 978 94 600 3401 5
Paperback, met noten, literatuuropgave en namenregister
304 pagina’s
€18,95
De onmacht van een klein volk dat de moed niet vond om groot te zijn[1]
Aan het begin van zijn boek stelt Van Liempt dat niet eerder in de literatuur over het Nederlands-Indonesisch conflict de vraag is gesteld waarom Nederland een oorlog begon. Dit is wel erg kort door de bocht, zo niet aantoonbaar onjuist. Om slechts een tweetal voorbeelden te noemen: In Van den Doel’s Afscheid van Indië wordt zeer gedetailleerd uit de doeken gedaan waarom de groep die was voor militair ingrijpen zo sterk stond en talrijk was, en hoe dit niet willen accepteren dat na de Tweede Wereldoorlog de koloniale tijden definitief voorbij waren leidde tot de militaire actie. Ook in het vroege Ontsporing van geweld van Van Doorn en Hendrix wordt een aanzet gegeven de psyche te verklaren die leidde tot de Eerste Politionele Actie, Eerste Nederlands-Indonesische Oorlog of Agresi Militer Belanda zo u wilt. Wel is het zo dat niet eerder een compleet boek gewijd werd enkel en alleen aan de politieke onderhandelingen die uiteindelijk culmineerden in de eerste Nederlandse aanval.
Van Liempt heeft met dit boek een microgeschiedenis geschreven waarin hij alle ontwikkelingen en gebeurtenissen reconstrueert die uiteindelijk voorafgingen aan het besluit militair geweld in te zetten tegen de Republiek Indonesië. Hierbij is de grote mate van detail een groot pluspunt van Van Liempts aanpak. De sinds lange tijd vergeten anekdotes die hij boven tafel haalt zijn talrijk, bijvoorbeeld die over de Britse diplomaten die op verzoek van Nederland een bezoek zouden brengen aan de Republikeinse leiders in Jogyakarta maar wiens vliegtuig kort na vertrek door toedoen van Nederlandse hardliners werd teruggeroepen naar het vliegveld, om vervolgens alsnog richting Jogya te vertrekken. Een ander voorbeeld is de smeuïge reconstructie die Van Liempt geeft van de bijeenkomst van PvdA-kopstukken bij partijvoorzitter Vorrink thuis. Hieruit blijkt de hopeloze verdeeldheid binnen de fractie van deze partij ten opzichte van het ‘aangeklede’ Linggadjati-ultimatum dat de leiders van de Republiek te slikken kregen en het al dan niet inzetten van militaire middelen wanneer een onbevredigend Indonesisch antwoord zou volgen.
Na alle jaren die inmiddels tussen het hier en nu en het conflict zijn verstreken, blijft het nog steeds verbijsterend om te lezen hoezeer sommige politici zich lieten leiden door een miskend gevoel gekrenkt te worden door de Indonesische leiders in hun pogen tot zelfbestuur te komen. In de door de auteur minutieus gereconstrueerde gebeurtenissen is duidelijk te zien hoe Nederland verschillende keren langs de rand van de afgrond scheert en oorlog op het punt van uitbreken staat. Eerst in aanloop naar het moeizaam bereikte akkoord van Linggadjati, en in juni na het doen uitgaan van het ultimatum met Nederlandse eisen aan de Republikeinse regering. Telkens wisten echter tegenstanders van de opvatting ‘erop te slaan’, Schermerhorn voorop, de partijen ertoe te bewegen hernieuwde onderhandelingen op te starten. De militaire bevelhebbers Spoor en Pinke zagen dit met lede ogen aan en staken niet onder stoelen of banken dat ‘Djocja’ een flinke aframmeling nodig had. De vanzelfsprekendheid waarmee met name Spoor zich bemoeide met de politieke ontwikkelingen, en daarbij de nodige invloed op het beleid uitoefende, is verbazingwekkend.
Van Liempt beschrijft met vaart de onduidelijke en gespannen sfeer waarin de ontwikkelingen in ‘Indië’ plaatsvonden. De lezer wordt hierbij heen en weer geslingerd tussen en hoop en vrees over de vraag of de oorlog voorkomen wordt of toch niet, ook al is het antwoord natuurlijk al bekend. Hoe dichtbij een vreedzame oplossing daadwerkelijk was wordt door Van Liempts gedetailleerde uiteenzetting de lezer pijnlijk duidelijk. Temeer deze de duizenden doden en het nodeloze bloedvergieten dat nog zou volgen in het achterhoofd heeft. Tevens verbijsterend is het te zien hoe gemakkelijk de Katholieke Volkspartij (KVP) het besluit oorlog te gaan voeren aanvaardde, en in die julidagen druk was met allerlei triviale partijzaakjes.
Uit van Liempts uitvoerige reconstructie van de periode blijkt eens te meer dat het vaak de in naam meest religieuze personen zijn, die het geloof het meest met de mond belijden, die het hardst roepen om gewelddadig ingrijpen en de christelijke waarden van geweldloosheid en naastenliefde het gemakkelijkst terzijde schuiven. In deze tragedie met Beel, Romme en Bruins Slot in de hoofdrollen, daarbij dapper terzijde gestaan door Welter en Gerbrandy. Van Liempt heeft een interessante en zeer onderhoudende reconstructie afgeleverd, daar doet het einde in mineur met de in beweging komende militaire colonnes geen afbreuk aan.
Wouter van Dijk
[1] Vrij naar Gerrit Jan van Heuven Goedhart, hoofdredacteur van Het Parool, naar aanleiding van de start van de Eerste Politonele Actie. Zie ook Van Liempt, Nederland valt aan p. 286.