Nederlanders in Parijs 1789-1914

Recensent: Vera Weterings

Nederlanders in Parijs 1789-1914. Van Spaendonck, Scheffer, Jongkind, Maris, Kaemmerer, Breitner, Van Gogh, Van Dongen, Mondriaan, onder redactie van Mayken Jonkman

Uitgeverij Thoth i.s.m. Van Gogh Museum (Amsterdam), RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (Den Haag) en Petit Palais – Musée des Beaux-Arts de la Ville de Paris (Parijs), Bussum 2017
ISBN  978 90 6868 741 5

Paperback, met illustraties in kleur en zwart-wit, kaarten, notenapparaat, bibliografie en personenregister.
272 pagina’s
€ 29,90

Nederlanders in Parijs, 1789-1914

Frankrijk oefende in de negentiende eeuw een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op Nederlandse kunstenaars. Schilders als Jongkind, Breitner, Van Dongen, Mondriaan, Maris, Mauve en Van Gogh trokken naar Parijs, naar de Franse kust, naar het kunstenaarsdorp Barbizon en het nabijgelegen woud van Fontainebleau. Zij schilderden stadsgezichten en de natuur, werkten samen met Franse schilders en inspireerden elkaar en andere Nederlandse vakgenoten. Het resultaat van deze artistieke uitwisseling is onderwerp van het boek Nederlanders in Parijs 1789-1914. De publicatie is samen met een aantal tentoonstellingen het resultaat van onderzoek dat Mayken Jonkman, conservator Negentiende-Eeuwse Kunst bij het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, sinds 2015 uitvoerde. De museumbeurs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek werd toen aan Jonkman verstrekt en het project kwam in een stroomversnelling. Jonkman werkte onder andere samen met Edwin Becker, hoofdconservator tentoonstellingen bij het Van Gogh Museum en Stéphanie Cantarutti van het Petit Palais – Musée des Beaux-Arts de la Ville de Paris.

Aan de basis van de publicatie staat uitvoerig bronnenonderzoek dat grotendeels door het RKD werd uitgevoerd. Naast de publicatie zijn ook in drie Nederlandse musea de resultaten van de artistieke uitwisseling te zien: in het Van Gogh Museum is de overzichtstentoonstelling Nederlanders in Parijs, 1789-1914 te zien, in het Dordrechts Museum Jongkind & vrienden en in De Mesdag Collectie Nederlanders in Barbizon. De tentoonstelling in het Van Gogh Museum is onderdeel van het Frankrijkjaar 2017. De tentoonstellingen uit het Van Gogh Museum en De Mesdag Collectie worden in iets gewijzigde samenstelling samengevoegd en zijn dan te zien in het Petit Palais – Musée des Beaux-Arts de la Ville de Paris van 6 februari tot 13 mei 2018.

Doordat de geschiedenis van artistieke uitwisseling niet als een coherent verhaal kan worden verteld, hebben de auteurs ervoor gekozen om het onderzoek naar de artistieke uitwisseling tussen Nederlandse en Franse kunstenaars tussen 1789 en 1914 te concentreren op negen Nederlandse kunstenaars, die elk een eigen periode belichten. De publicatie start met twee essays die wat meer achtergrondinformatie bieden. Het eerste essay belicht de hoogtepunten van het centrum van de kunstwereld dat Parijs in de negentiende eeuw was. Het tweede essay gaat dieper in op de Nederlandse schilderkunst die op de Wereldtentoonstelling in Parijs te zien was in de periode 1855-1900. Hierna volgen in chronologische volgorde drie perioden waarin de negen Nederlandse kunstenaars worden behandeld: in de periode 1789-1848 Gerard van Spaendonck en Ary Scheffer, in de periode 1849-1870 Johan Barthold Jongkind, Jacob Maris en Frederik Hendrik Kaemmerer en in de periode 1871-1914 George Hendrik Breitner, Vincent van Gogh, Kees van Dongen en Piet Mondriaan. Leuk detail zijn de kaarten die voorafgaan aan elk hoofdstuk en waarop te zien is waar de woningen en ateliers van de te behandelen kunstenaars zich bevonden.

Geo-tagging

De hierboven genoemde interessante kaarten zijn niet alleen in het boek te zien, maar ook via een digitale applicatie die het RKD ontwikkelde. Deze geotagging-tool laat in een oogopslag de ateliers en woonadressen zien op een kaart. Uitgangspunt voor het museale onderzoek was het gegeven dat kunst een mix is van nationale en internationale componenten. Deze onderlinge artistieke wisselwerking nam in de negentiende eeuw toe door reizen en verblijven buiten de landsgrenzen. Circa 35 tot 40 % van de Nederlandse kunstenaars verbleef in de negentiende eeuw voor langere periode in het buitenland. Nederlandse kunstenaars beïnvloedden de kunst ter plekke door tentoonstellingen en opdrachten en andersom was de kunst in het buitenland van betekenis voor hun eigen werk en opvattingen. Thuisgekomen gaven deze indrukken vorm aan de kunst in Nederland. Parijs en omgeving werden in de negentiende eeuw bij ons in toenemende mate favoriet.

1789-1848

Gerard van Spaendonck was als beeldend kunstenaar, botanisch tekenaar, bestuurder en onderwijzer actief op het snijvlak van kunst, wetenschap en de luxe kunstnijverheidsindustrie. Als botanisch tekenaar in de Jardin des Plantes leidde hij tientallen jonge en aankomede kunstenaars op en inspireerde hen met zijn eigen wijze van bloemen en planten verbeelden.

Ary Scheffer had een spilfunctie in de kunstwereld onder het regime van Lodewijk-Filips. Scheffer gebruikte zijn invloedrijke positie om verschillende jonge Franse kunstenaars te ondersteunen. Zijn protesten tegen het beleid van de toenmalige Salonjury luidden mede het begin van het einde in van het Salonmonopolie.

1849-1870

Johan Barthold Jongkind dankte zijn Parijse succes met name aan zijn contacten met andere kunstenaars en kunsthandelaren. Zij creëerden de mogelijkheden zodat hij kon werken: opleiding, atelierruimtes, geld en de verkoop van zijn werk. Ook haalde hij uit deze vriendschappen de inspiratie voor zijn werk.

Jacob Maris schilderde in Parijs aanvankelijk vooral Italiaanse meisjes in de stijl van zijn leermeester Ernest Hébert. Zijn fascinatie voor landschappen gaf hij echter niet op: hij reisde verschillende keren naar Barbizon en Fontainebleau en zag bij Goupil regelmatig werken van de schilders van de School van 1830 die zijn ontwikkeling als landschapsschilder stimuleerden.

Frederik Hendrik Kaemmerer ontwikkelde zich in een paar jaar tijd van landschapsschilder in de stijl van de Haagse School tot modieuze Parijse historisch-genreschilder. Goupil drukte zijn stempel op Kaemmerers stijl en onderwerpskeuze. De bemoeienis van de kunsthandel had tot gevolg dat kunst en mensen uit verschillende landen zich snel verspreidden, Kaemmerer was zelf een tussenpersoon voor zijn Nederlandse en Franse vrienden, kennissen en zakenrelaties.

1871-1914

George Hendrik Breitner vertrok in 1884 naar Parijs en liet zich inspireren door het dagelijkse leven op straat en bestudeerde intensief kunstwerken van uiteenlopende kunstenaars. Hij ging doelgericht te werk en zocht vooral oefening in het figuur schilderen. Aanvankelijk bleef hij trouw aan zijn eigen onderwerpen, met name het paard, en aan zijn eigen stijl. De invloed van Parijs lijkt zich pas na zijn terugkeer te manifesteren in een nieuwe onderwerpskeuze: balletdanseressen en naakten. Dit is kenmerken voor de ontwikkeling van zijn hele oeuvre: Breitner kopieerde nooit letterlijk en gebruikte datgene wat voor hem interessant was.

Vervolgens wordt Vincent van Gogh behandeld die zich in de Parijse kunstscene stortte en al snel verschillende Franse kunstenaars ontmoette. Van Gogh integreerde hun ideeën, stijlen en motieven in zijn eigen werk. Hij koos vooral de straten en het landelijke aspect van Montmartre. Net als Van Gogh werd Koos van Dongen geïnspireerd door ontmoetingen met kunstenaars. Anders dan Van Gogh concentreerde Van Dongen zich op het uitgaansleven aan de voet van en rondom de Butte. Hiermee vond hij aansluiting bij het toenemende internationale succes van de Franse avant-garde.

Tot slot liet Piet Mondriaan zich inspireren door het kubisme en luminisme. Het leidde hem tot de weg naar zijn eigen, volledig abstracte beeldtaal: het neoplasticisme. Daarmee had hij  volgens eigen zeggen een volledig abstracte beeldtaal bereikt die de schoonheid door verhouding van vorm en kleur op universele wijze kon uitdrukken – iets dat volgens Mondriaan door de kubisten nooit bereikt was.

Al met al is de publicatie rijk geïllustreerd en geeft hij een bijzonder fraai overzicht van de wederzijdse inspiratie tussen de Nederlandse en Franse kunstenaars in het negentiende-eeuwse Parijs. Aan de hand van de hierboven behandelde negen kunstenaars leert de lezer hoe zij samen nieuw licht werpen op de smeltkroes Parijs. Honderden Nederlandse kunstenaars zouden in hun voetsporen treden en reisden naar Parijs om inspiratie op te doen. Zij verspreidden hun inzichten in Nederland en lieten hun sporen na in Frankrijk.

Vera Weterings

De tentoonstelling Nederlanders in Parijs, 1789-1914 is nog tot en met 7 januari 2018 in het Van Gogh Museum in Amsterdam te bezoeken. Naast Nederlanders in Parijs, 1789-1914, is in het Dordrechts Museum de tentoonstelling Jongkind & vrienden (tot en met 27 mei 2018) te zien en in De Mesdag Collectie de tentoonstelling Nederlanders in Barbizon (tot en met 7 januari 2018).

Van 6 februari tot 13 mei 2018 is de tentoonstelling Dutch artists in Paris, 1789-1914. Van Gogh, Van Dongen, Mondrian... in het Petit Palais – Musée des Beaux-Arts de la Ville de Paris te zien.