Velen zien Kerstmis als de meest betoverende tijd van het jaar. In de donkere decemberdagen komt iedereen gezellig samen en liggen er pakjes onder de kerstboom. Dat noemt men de magische kerstsfeer die in de lucht hangt. Een sfeer die vergelijkbaar is met de tijd dat je nog in sprookjes geloofde. Een tijd dat alles kon en alles mogelijk was. Sprookjes zijn van alle tijden, maar we hebben er nu een nieuwe bij. Althans een die we niet eerder kenden.
Wie kent niet de prinses op de erwt, het lelijke eendje, de kleine zeemeermin of het meisje met de zwavelstokjes? Deze sprookjes zijn allemaal van de hand van de bekende Deense schrijver Hans Christian Andersen (1805-1875). En hoe kan het ook anders dan dat er in de decemberdagen van 2012 het eerste sprookje dat Andersen schreef wordt gevonden in de Nationale Archieven van Denemarken.
Het gaat om het sprookje ‘de vetkaars’. Dit sprookje vertelt het verhaal van een kaars die moeite heeft zijn plekje in de wereld te vinden. Totdat hij een tondeldoos (voorloper van de lucifer) ontmoet die hem aansteekt. ‘De vetkaars’ heeft Andersen waarschijnlijk geschreven als schooljongen.
Het gevonden document is een kopie van het originele manuscript. Andersen had het sprookje voor Madam Bunkelfold (- wie is dat?) geschreven, die het waarschijnlijk heeft overgeschreven om naar een andere nabije familie van Andersen te sturen. Dit was de familie Plum in wiens archief het exemplaar nu is gevonden.
Vera Weterings