De Boerenoorlog, Martin Bossenbroek
Uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 2013
ISBN: 978 90 253 6993 4
Paperback met enkele illustraties in zwart/wit, kaarten, noten, bronnen- en literatuurlijst, naamregister
613 pagina’s
€24,95
Boer tegen Brit
Behalve voor Britten en Zuid-Afrikanen blijft de Boerenoorlog ook voor veel Nederlanders een tot de verbeelding sprekende episode uit de geschiedenis. Het waren immers ‘stamverwanten’, afstammelingen van Nederlandse kolonisten, die Boeren die het in de zuidelijkste punt van Afrika in hun hoofd haalden de sterkste wereldmacht van die tijd de voet dwars te zetten, het Britse Rijk. Martin Bossenbroek, universitair hoofddocent Internationale en Politieke Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, vertelt het verhaal van de ongelijke strijd van twee kolonistenrepublieken in zuidelijk Afrika tegen het de destijds grootste wereldmacht op aarde; Groot-Brittannië. De Zuid-Afrikaanse Republiek, Transvaal in de volksmond, en Oranje-Vrijstaat vochten voor een onafhankelijk bestaan zonder bemoeienis van het Britse Rijk, dat ook al aanwezig was in het zuiden van Afrika met kolonies als Natal en de Kaapkolonie. Het vuistdikke boek onthult het verloop van wat officieel de Tweede Boerenoorlog (1899-1902) is komen te heten in drie perspectieven; vanuit de belevenissen van de Nederlandse jurist Willem Leyds, de Britse oorlogscorrespondent Winston Churchill, en de Boerencommando Denys Reitz.
Voordat Bossenbroek met zijn relaas over de oorlog zelf losbrandt, geeft hij de achtergrond van het conflict weer. Hierin bespreekt hij de totstandkoming van de Boerenrepublieken en de lange aanloop naar de Tweede Boerenoorlog. In 1880-1881 was er al een kortstondige oorlog uitgevochten, de Eerste Boerenoorlog. Deze informatie komt tot de lezer via Bossenbroeks eerste hoofdpersoon, de jurist Willem Leyds. Hierin wordt ook duidelijk hoe deze betrokken raakte bij de Boerenzaak en zich hiermee hoe langer hoe sterker vereenzelvigde.
Het begin van de oorlog is in verschillende opzichten vergelijkbaar met de Eerste Wereldoorlog. De moderne snelvuurgeweren en staande machinegeweren geven de verdediger een tactisch voordeel. De Boeren graven zich in en versterken hun linies met prikkeldraad, wat leidt tot grote Britse verliezen zoals bij Magersfontein in 1899. Dit legt, zoals Bossenbroek uiteenzet, een van de grote Britse problemen in de Boerenoorlog bloot; het Britse leger kon niet improviseren. De Britten waren daarbij niet op de hoogte van het terrein, wat mede de hoge verliezen ten opzichte van die van de Boeren verklaart. Helemaal opmerkelijk is deze aanvankelijk gelijk opgaande strijd niet, de Britten hadden al zo’n vijftig jaar geen serieuze oorlog meer gevoerd, de Krimoorlog van 1854-1856 was de laatste geweest. Ook toen was er overigens grote kritiek op de manier waarop de oorlog gevoerd werd. De patstellingen die al snel na het begin van de oorlog ontstonden bij belegeringen door de Boeren van door de Britten gehouden plaatsen als Ladysmith, Mafeking en Kimberley waren voor een belangrijk deel te wijten aan de Boerenbevelhebber Piet Joubert, die niet was af te brengen van een defensieve strijdwijze. De kans om de Engelsen in Natal de zee in te drijven en ook Kimberley en Ladysmith in te nemen zoals Botha, De Wet en staats-procureur (een soort minister van justitie) Smuts bepleitten, was daarmee verkeken.
De Boeren waren echter geen offensieve oorlog gewend, in de strijd tegen de inheemse Afrikaanse stammen hadden ze altijd gevochten vanuit een ‘lager’, een geïmproviseerde fortificatie bestaande uit in een cirkel gemanoeuvreerde wagens, zoals ook wel bekend is het Westen van de Verenigde Staten met huifkarren. Ook bij belegeringen van nederzettingen bediende men zich van uithongering, niet van bestorming. Na verloop van tijd leerden de Britten dat hun voorspelbare tactiek van beschieting, frontale infanterieaanval en achtervolging door cavalerie niet werkte. Ze wisten vervolgens zowel aan het front in het oosten als in het westen door omtrekkende bewegingen van de cavalerie de Boeren uit hun stellingen te jagen. De belegeringen van Kimberley en Ladysmith werden hierdoor opgeheven. Het zag er even weer naar uit dat de door het Britse thuisfront verwachte snelle overwinning er toch, weliswaar met enige vertraging, zou komen. Even, want waar de troepen van de Boeren in maart 1900 nog rijp voor de overgave leken, waren ze in april mentaal en fysiek weer helemaal klaar voor de strijd.
Na de ontzetting van Mafeking, Ladysmith en Kimberley volgde aanvankelijk min of meer een walk-over naar Bloemfontein, en daarna de gehele Oranje-Vrijstaat en Pretoria, zonder dat de Boeren de Britten voor langere tijd konden stoppen. Na de inname van Pretoria door de Britse troepen zagen Botha en de andere generaals geen andere uitweg meer dan vrede, en ook president Kruger berustte daarin. Zijn collega Steyn van de Vrijstaat wilde echter van geen wijken weten, terwijl juist hij in 1899 zo weifelend de oorlogsvoorbereidingen ter hand had genomen. Met behulp van De Wet werden de Transvalers overtuigd door te vechten. Onder de nieuwe opperbevelhebber van Oranje-Vrijstaat Christiaan de Wet kozen ook de Boeren voor een nieuwe, veel beweeglijker, strategie. In feite een soort guerrillaoorlog avant la lettre waarin kleine groepjes Boerencommando’s de belangrijkste troepeneenheid waren.
Waar de beginfase van de oorlog vanuit het perspectief van Winston Churchills belevenissen als oorlogscorrespondent worden verteld, schakelt Bossenbroek over op de Boer Reitz wanneer de oorlog zijn tweede fase van guerrilla ingaat. Eind 1900, wanneer de Britten beide Boerenrepublieken zo goed als bezet hebben, valt ook het gezamenlijk beleid van de Boeren uiteen. Botha en de zijnen willen de goudmijnen van Transvaal opblazen en daarna richting de Kaapkolonie en Natal trekken, De Wet gaat direct de Kaapkolonie binnen met de hoop een Afrikaneropstand te ontketenen. De alsmaar voortdurende guerrilla van de Boerencommando’s was erg frustrerend voor de Britten onder Kitchener en zorgde voor een steeds grotesker verschil in krachtsverhoudingen. Halverwege 1901 bestond het Britse leger uit zo’n 240.000 man, het twaalfvoudige van de 20.000 commando’s die de Boeren nog in het veld hadden. Ook beschikten de Britten over honderden stukken veldgeschut. Om de Boeren toch klein te krijgen waren de Britten al overgegaan op systematische internering van de burgerbevolking, het afmaken van vee dat het Britse leger niet gebruikte, het verwoesten van akkers en het met de grond gelijkmaken van nederzettingen. Nu kwam daar Kitcheners plan bij om het hele gebied dat de republieken besloegen in percelen te verdelen die afgezet werden met prikkeldraad en blokhuizen waardoorheen militairen patrouilleerden.
Het beeld ontstaat dat gedurende de oorlog steeds duidelijker Vrijstaatse hardliners tegenover Transvalers die bereid waren tot vrede kwamen te staan. In de loop van 1901 en begin 1902 werd de situatie voor de Boeren steeds moeilijker, met het westen van de Kaapkolonie als uitzondering, waarde Jan Smuts en zijn mannen zich bevonden. Uiteindelijk werd in mei 1902 vrede gesloten, waarbij de Boeren betere voorwaarden wisten te bedingen dan een jaar eerder mogelijk was geweest. De Boeren hadden dan wel de oorlog verloren, de vrede hadden ze gewonnen. Dit ging vooral ten koste van de zwarte bevolking, die het beter had, zij het niet veel, onder ‘verlicht’ Brits bestuur dan onder het racistische regime van de oudtestamentische Boeren. Uiteindelijk werden de vier Zuid-Afrikaanse kolonies onder Brits bestuur verenigd, en in 1962 werd het land onder leiding van de Afrikaners onafhankelijk. Het apartheidssysteem zou er tot de jaren 1990 in werking blijven. Toe begon ook voor de Boeren de afrekening.
Bossenbroek is er op magnifieke wijze in geslaagd het meeslepende verhaal van de oorlog te vertellen. De keuze voor drie elkaar afwisselende hoofdpersonen komt bijzonder goed uit de verf, temeer ze alle drie een andere periode van het conflict vertegenwoordigen. Alle facetten van de oorlog en de aanloop ernaartoe worden beschreven; de mislukte diplomatie van de Boerenrepublieken, het insluiten van de twee staten door Groot-Brittannië, de sociale consequenties van de strijd en de strategische afwegingen en tactische bewegingen. Dit overzicht wordt afgewisseld met de belevenissen op microniveau van de hoofdrolspelers zodat de lezer een overweldigend compleet beeld krijgt van de strijd. Daarbij is het verfrissend nu eens in een modern academisch onderlegd werk de oorlog vanuit Nederlands-Boers perspectief te zien in plaats van het dominante Engelse beeld, waarin zo veel publicaties over de strijd verschenen zijn. Bossenbroeks De Boerenoorlog is dan ook zeer terecht winnaar van de Libris Geschiedenisprijs 2013 geworden, en wellicht zit er nog wel meer in het vat nu het boek sinds dit jaar ook in het Engels verkrijgbaar is. Een magistraal stukje geschiedschrijving!
Wouter van Dijk