De drie laatste dagen van Pompeii

Recensent: Vera Weterings

De drie laatste dagen van Pompeii. 23-25 oktober 79, van uur tot uur, Alberto Angela

(vertaald door Hans van den Berg, oorspronkelijke titel: I tre giorni di Pompei)

Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam 2016
ISBN 9789025301316

Paperback, fotoverantwoording, bibliografie, kaarten
512 pagina’s
€ 24,99

De drie laatste dagen van Pompeii

Pompeï spreekt vaak tot de verbeelding door het tragische verhaal van de stad van die onverwacht door de eruptie van de Vesuvius van  het aardoppervlak was verdwenen en toch – paradoxaal genoeg – juist dankzij die vernietiging duizenden jaren bewaard is gebleven. De tijd is als het ware stil blijven staan, doordat de slachtoffers van Pompeï door de gloeiende as zijn verstijfd geraakt, wordt het dagelijkse leven van Pompeï in beeld gebracht. De overblijfselen van deze historische stad zijn indrukwekkend. Op een terrein van zo’n 44 hectare zijn onder andere Romeinse fora, tempels, theaters, straten, huizen met houten balkons, luxe villa’s met fresco’s en mozaïeken, een markt, kelders, latrines, bakkerijen en bordelen te vinden. En dat terwijl pas de helft van de stad is blootgelegd. Met name de vondsten uit Pompeï worden vaak voor historisch onderzoek gebruikt, de uitbarsting zelf wordt nauwelijks beschreven. Dat is ook niet zo gek, want er zijn nagenoeg geen bronnen over. Wel overgeleverd zijn brieven van de Romeinse schrijver Gaius Plinius Secundus Minor, beter bekend als Plinius de Jongere (ca. 62 – ca. 113). Hij schreef twee lange brieven aan Publius Cornelius Tacitus (ca. 56-117). Tacitus staat bekend als de grootste Romeinse geschiedschrijver uit de Oudheid en is vooral bekend om zijn geschiedwerken Historiën (over de jaren na 69) en Annalen (over de jaren van 14 tot 66). In de twee prachtige, gedetailleerde brieven beschrijft Plinius als ooggetuige de spectaculaire uitbarsting van de Vesuvius in 79 aan Tacitus. Het verslag van Plinius is uniek en er zijn ook nauwelijks overlevenden van de uitbarsting. Toch heeft de Italiaanse paleontoloog en bestsellerauteur Alberto Angela het voor elkaar gekregen om zeven overlevenden te vinden en hun levens te reconstrueren in een boek. Eerder verschenen van zijn hand diverse boeken over Rome en de klassieke oudheid. Met behulp van archeologen, onderzoekers, vulkanologen, restaurateurs, onderhoudsdeskundigen en historici maakte Angela waarschijnlijke reconstructies. Naast de overlevenden zijn ook verhalen opgenomen van reële personen die werkelijk hebben bestaan, maar waarvan niet zeker is of ze zijn omgekomen. Op deze manier kon Angela het Pompeï van rond de uitbarsting nog meer tot leven wekken, van deze personen was immers meer informatie bekend, zoals naam, leeftijd, beroep en familiegeschiedenis.

De drie laatste dagen van Pompeii leest als een historische roman door de manier van het van uur tot uur uitgebreid beschrijven van de bezigheden van een aantal personen in Pompeï voor, tijdens en na de uitbarsting. Opvallend is ook dat Angela het niet heeft over een uitbarsting in augustus, maar in oktober. Aan deze nieuwe datum wijdt hij een speciaal hoofdstuk. Zo legt hij hier onder andere uit dat het niet zozeer om een fout in Plinius zijn brief gaat, maar wellicht om een kopieerfout. Van de brief is echter geen origineel exemplaar overgeleverd, maar slechts kopieen. Op ene kopie is te lezen: Non[um] Kal[endas] septembres, oftewel negen dagen voor de Kalendae van september, omgerekend 24 augustus. Angela heeft echter een kopie in de Codex Oratorianus uit 1501 bestudeerd in de Biblioteca dei Girolamini in Napels waarin duidelijk de volgende tekst te lezen was: Kl. Nov(m)bris.., oftewel november. Daarnaast wijst Angela op meer argumenten die deze zogenoemde herfstthese ondersteunen, zoals de vondst van vuurpotten in door as bedekte huizen. Deze vuurpotten wijzen erop dat verwarming in de huizen nodig was en dat is in die streek waarschijnlijker in de herfst dan in de zomer. Dat het koud was, is ook te herleiden door de kleren die de slachtoffers droegen. Ook Plinius geeft in zijn brief aanwijzingen die de herfstthese ondersteunen. Zo heeft hij het over de eruptiewolk die zich ‘opende’ in de vorm van een parasolden, die het puimsteen deed neervallen in zuidelijke richting. Volgens onderzoekers wijst dit erop dat de wolk hoogtes had bereikt waar alleen winden waaiden die losstaan van de wisselvallige dagelijkse weersomstandigheden, maar die wel seizoensgebonden zijn, op grote hoogte waaien, en die vooral in de herfst in die richting worden waargenomen. Ook de vondst van bepaalde vruchten wijst op het najaar, zoals laurierbessen, kastanjes, okkernoten, vijgen, pruimen, dadels en granaatappels.

De grandioze manier van vertellen van Angela en het gebruik van de velerlei historische en wetenschappelijke bronnen, maken dit werk tot een unieke studie over de uitbarsting van Pompeï. Elke regel is volgens Angela geïnspireerd door wat er uit de opgravingen tevoorschijn is gekomen en door de conclusies van archeologen over hoe er in die periode in Pompeï en in het hele door de uitbarsting getroffen kustgebied werd geleefd. Daarnaast complementeren de conclusies van vulkanologen, historici, botanici, antropologen en experts in de forensische geneeskunde het verhaal. Door op deze manier de verschillende fasen van de uitbarsting uitgebreid te reconstrueren in getuigenissen uit die tijd en de bevindingen van vulkanologen is Angela erin geslaagd om de geschiedenis tot leven te wekken.

Vera Weterings

Lees ook Plinius. De Vesuvius in vlammen. Brieven aan Tacitus vertaald en toegelicht door Vincent Hunink.